Uitspraak
Griffier: T.A. Meijering
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A. te B. tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 april 2012, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden ongegrond werd verklaard. Appellant ontving sinds 2003 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft op 30 augustus 2010 de bijstand van appellant per 1 juli 2010 ingetrokken, omdat appellant niet had gereageerd op een verzoek om gegevens. Dit besluit is in rechte vast komen te staan, waartegen appellant geen rechtsmiddel heeft aangewend.
Appellant heeft in mei 2011 opnieuw bijstand aangevraagd, waarop het college hem per 25 mei 2011 een bijstandsuitkering heeft toegekend. Het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het college terughoudendheid had moeten betrachten bij de beëindiging van de bijstand in 2010, gezien zijn lichamelijke en psychische klachten. Hij stelt dat het college verder onderzoek had moeten doen naar zijn afwezigheid van reactie op de brieven.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De Raad oordeelt dat de omstandigheden die hebben geleid tot het intrekkingsbesluit niet door de bestuursrechter kunnen worden beoordeeld in deze procedure. Het hoger beroep slaagt niet, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en vastgelegd in een proces-verbaal.