ECLI:NL:CRVB:2013:782

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
1 juli 2013
Zaaknummer
12-2767 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beëindiging bijstandsverlening en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A. te B. tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 april 2012, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden ongegrond werd verklaard. Appellant ontving sinds 2003 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft op 30 augustus 2010 de bijstand van appellant per 1 juli 2010 ingetrokken, omdat appellant niet had gereageerd op een verzoek om gegevens. Dit besluit is in rechte vast komen te staan, waartegen appellant geen rechtsmiddel heeft aangewend.

Appellant heeft in mei 2011 opnieuw bijstand aangevraagd, waarop het college hem per 25 mei 2011 een bijstandsuitkering heeft toegekend. Het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het college terughoudendheid had moeten betrachten bij de beëindiging van de bijstand in 2010, gezien zijn lichamelijke en psychische klachten. Hij stelt dat het college verder onderzoek had moeten doen naar zijn afwezigheid van reactie op de brieven.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De Raad oordeelt dat de omstandigheden die hebben geleid tot het intrekkingsbesluit niet door de bestuursrechter kunnen worden beoordeeld in deze procedure. Het hoger beroep slaagt niet, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/2767 WWB-PV
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 april 2012, 12/118 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Leiden (college)
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte als voorzitter van de enkelvoudige kamer
Griffier: T.A. Meijering
Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. W.G.H. Janssen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. E.P. van Nooijen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om toekenning van vergoeding van schade af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant ontving vanaf 2003 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft bij besluit van 30 augustus 2010 de bijstand van appellant per 1 juli 2010 na opschorting ingetrokken omdat appellant niet had gereageerd op het verzoek om gegevens toe te sturen. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.
Appellant heeft in mei opnieuw bijstand aangevraagd. Het college heeft bij besluit van
19 juli 2011 aan appellant een bijstandsuitkering toegekend vanaf 25 mei 2011. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 29 november 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat van het college terughoudendheid verwacht had mogen worden bij het beëindigen van de bijstand in 2010 omdat bekend was met zijn lichamelijke en psychische klachten. Het college had verder onderzoek moeten doen naar de reden waarom appellant niet reageerde op de brieven. Door de intrekking van de bijstand is de huurbetaling gestaakt. De woning van appellant, die in het buitenland verbleef, is ontruimd. Appellant heeft schade geleden door het verlies van zijn woning en inboedel. Hij houdt het college daarvoor aansprakelijk. Daarom verzoekt appellant een schadeloosstelling van het college.
In deze procedure ligt ter beoordeling voor, het bestreden besluit waarbij het college op de aanvraag van appellant aan hem met ingang van 25 mei 2011 bijstand heeft toegekend. Appellant heeft tegen dit besluit op zich geen bezwaren. De bezwaren van appellant zijn gericht tegen de wijze waarop het college in 2010 de bijstand heeft beëindigd. Het besluit van 30 augustus 2010 staat echter in rechte vast. Met deze procedure tegen het bestreden besluit kan appellant niet bereiken dat de omstandigheden die hebben geleid tot het intrekkingsbesluit noch dat besluit zelf of de gevolgen daarvan door de bestuursrechter worden beoordeeld. Het hoger beroep slaagt daarom niet en het verzoek om vergoeding van schade moet dan ook worden afgewezen
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) T.A. Meijering (getekend) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

RH