ECLI:NL:CRVB:2013:767

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
12-6299 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van toeslag en voorzieningen op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2013 uitspraak gedaan in het geding tussen appellante en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellante, geboren in 1933 in het voormalige Nederlands-Indië, had een aanvraag ingediend voor een toeslag en voorzieningen op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De Pensioen- en Uitkeringsraad erkende dat appellante was getroffen door oorlogsgeweld, maar weigerde de gevraagde toeslag en voorzieningen, omdat er geen blijvende psychische invaliditeit was vastgesteld volgens de criteria van de Wubo.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante psychische klachten ondervindt, maar dat deze niet leiden tot blijvende invaliditeit. De beoordeling was gebaseerd op adviezen van geneeskundig adviseurs die appellante medisch hebben onderzocht. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische gegevens waren die erop wezen dat de beperkingen van appellante waren onderschat. De Raad heeft de maatstaf van blijvende psychische invaliditeit, zoals vastgesteld in eerdere rechtspraak, toegepast en geconcludeerd dat appellante slechts in één van de vier AMA-rubrieken beperkingen vertoonde.

Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R. Kooper, in aanwezigheid van griffier T.A. Meijering, en werd openbaar uitgesproken op 27 juni 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/6299 WUBO
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellante] te [Woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 5 november 2012, kenmerk BZ01500982. Dit besluit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2013. Appellante is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is geboren in 1933 in het toenmalige Nederlands-Indië. In oktober 2011 heeft zij een aanvraag ingediend in het kader van de Wubo. Verweerder heeft bij besluit van 26 juni 2012 erkend dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld, te weten internering tijdens de Japanse bezetting en directe betrokkenheid bij beschietingen tijdens de Bersiapperiode. Geweigerd is echter om de gevraagde toeslag en voorzieningen toe te kennen. Daartoe is overwogen dat appellante weliswaar psychische klachten ondervindt als gevolg van het meegemaakte oorlogsgeweld, maar dat deze klachten niet hebben geleid tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo. Het bezwaar van appellante tegen het besluit van 26 juni 2012 is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.
Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
2.1.
Van blijvende psychische invaliditeit in de zin van de Wubo is volgens het beleid van verweerder sprake als de betrokkene beperkingen heeft in minstens twee van de vier aan de American Medical Association (AMA) ontleende rubrieken, te weten (1) dagelijkse activiteiten, (2) sociaal functioneren, (3) concentratie, doorzettingsvermogen en tempo en (4) aanpassing aan stressvolle omstandigheden. Deze maatstaf is door de Raad in vaste rechtspraak aanvaard (CRvB 5 april 2012, LJN BW1768).
2.2.
Het bij het bestreden besluiten ingenomen standpunt is onder meer gebaseerd op de adviezen van de geneeskundig adviseurs van verweerder, de artsen H.I. Loor en A.J. Maas, die beiden appellante medisch hebben onderzocht. Daarbij is betrokken de ontvangen medische informatie van de huisarts P.C. Narain. Uit de adviezen komt naar voren dat appellante herbelevingen heeft en dat bij haar het in- en doorslapen is verstoord. Vanwege deze slaapproblemen is een geringe tot matig ernstige beperking aangenomen met betrekking tot het dagelijks functioneren. In de overige aan de AMA ontleende rubrieken zijn geen beperkingen vastgesteld. In dat verband heeft Maas in de bezwaarfase gerapporteerd dat appellante gemakkelijk contact legt en diverse sociale contacten heeft, zodat geen sprake is van beperkingen in het sociaal functioneren, dat de concentratie van appellante leeftijdsadequaat is en dat de door appellante genoemde oncontroleerbare huiluitbarstingen
niet vaak voorkomen en niet tot beperkingen leiden. Daarnaast is door Loor en Maas vastgesteld dat de lichamelijke klachten van appellante niet als causaal kunnen worden aangemerkt.
2.3. De Raad acht het bestreden besluit op grond van deze adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. Objectieve medische gegevens waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de uit de psychische klachten voortkomende beperkingen van appellante zijn onderschat, zijn niet voorhanden. Er moet daarom van worden uitgegaan dat bij haar slechts in één van de onder 2.1 genoemde AMA-rubrieken beperkingen bestaan, zodat verweerder op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat geen sprake is van blijvende psychische invaliditeit in de zin van de Wubo. Verder is van causale lichamelijke klachten niet gebleken.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2013.
(getekend) R. Kooper
(getekend) T.A. Meijering

HD