ECLI:NL:CRVB:2013:766
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2013 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellante, geboren in 1935 in het voormalig Nederlands-Indië, had eerder erkend gekregen dat zij als burger-oorlogsgetroffene was getroffen door oorlogsgeweld, maar haar aanvragen voor financiële compensatie werden afgewezen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van de Pensioen en Uitkeringsraad voldoende zorgvuldig was voorbereid en goed gemotiveerd. Het rapport van de geneeskundig adviseur, R.J. Roelofs, werd als uitvoerig en inzichtelijk beschouwd, en er waren geen objectieve medische gegevens die een ander licht op de zaak konden werpen.
Appellante had in haar beroep aangevoerd dat haar lichamelijke en psychische klachten verband hielden met de oorlogsomstandigheden, maar de Raad oordeelde dat de klachten niet leidden tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo. De Raad benadrukte dat de eis van letsel als gevolg van erkende oorlogscalamiteiten terecht door verweerder was gesteld. Appellante's beroep op de omgekeerde bewijslast werd verworpen, omdat er geen objectieve medische basis was voor de toeschrijving van haar aandoeningen aan het oorlogsgeweld. Ook haar beroep op het vervallen van het causaliteitsvereiste voor oudere slachtoffers werd afgewezen, omdat er geen blijvende causale invaliditeit was vastgesteld.
De Raad concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R. Kooper, met T.A. Meijering als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 27 juni 2013.