ECLI:NL:CRVB:2013:763

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
12-6336 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitbreiding huishoudelijke hulp op basis van Wubo

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2013 uitspraak gedaan in het geding tussen appellante en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellante, geboren in 1941, heeft een aanvraag ingediend voor uitbreiding van het aantal uren huishoudelijke hulp van één naar twee dagdelen per week. Deze aanvraag werd afgewezen door verweerder op basis van medische adviezen die aantoonden dat appellante, hoewel met enige moeite, in staat was om lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. De Raad heeft vastgesteld dat appellante erkend is als burger-oorlogsslachtoffer op grond van psychische invaliditeit, maar dat haar overige klachten niet in verband konden worden gebracht met oorlogsgeweld.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 16 mei 2013, waarbij appellante niet aanwezig was. Verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft de medische adviezen van de geneeskundig adviseurs van verweerder, met name het advies van arts G.L.G. Kho, in overweging genomen. Dit advies bevestigde dat appellante in staat was om lichte huishoudelijke taken uit te voeren en niet beperkt was in het bereiden van maaltijden.

De Raad heeft ook het beleid van verweerder inzake de toekenning van huishoudelijke hulp besproken. Dit beleid houdt in dat bij gehuwde Wubo-gerechtigden de hulp van de partner wordt meegewogen bij de beoordeling van de aanvraag. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische gegevens waren die de aanvraag van appellante konden onderbouwen. Bovendien werd het beroep op de regeling voor personen van 70 jaar en ouder afgewezen, omdat deze regeling niet van toepassing was bij een aanvraag voor meer dan twaalf uur huishoudelijke hulp.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van griffier T.A. Meijering.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/6336 WUBO
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellante] te [Woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 5 november 2012, kenmerk BZ01523202 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2013. Daar is appellante niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1941, is op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Van de bij haar aanwezige spier- en gewrichtsklachten, suikerziekte en hart/vaatklachten is niet aanvaard dat deze klachten in verband staan met het ondergane oorlogsgeweld. In oktober 2007 is haar een vergoeding toegekend voor de kosten van huishoudelijke hulp, ten hoogste vier uur (een dagdeel) per week.
1.2.
In mei 2012 heeft appellante verzocht om uitbreiding van het aantal uren huishoudelijke hulp naar twee dagdelen per week. Bij besluit van 1 augustus 2012, zoals na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder op grond van de aan hem uitgebrachte medische adviezen de aanvraag afgewezen omdat deze voorziening niet medisch noodzakelijk is.
2.
Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
2.1.
Blijkens de gedingstukken heeft verweerder de op grond van de Wubo aan de echtgenoot van appellante toegekende huishoudelijk hulp met ingang van 1 mei 2012 uitgebreid naar twee dagdelen (acht uur) per week.
2.2.
Bij het toewijzen van huishoudelijke hulp hanteert verweerder onder meer het beleid dat als twee Wubo-gerechtigden met elkaar gehuwd zijn of duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, maximaal twintig uur (vijf dagdelen) per week huishoudelijke hulp kan worden toegekend voor het gehele huishouden. Verder geldt dat wanneer gezamenlijk meer dan twaalf uur huishoudelijke hulp wordt gevraagd, de toegekende of toe te kennen hulp van de partner bij de beoordeling van de omvang van de toe te kennen huishoudelijke hulp wordt betrokken. Ook vermeldt het beleid dat meer dan twee dagdelen alleen dan kunnen worden toegekend wanneer er bij een belanghebbende causale beperkingen zijn in de maaltijdverzorging of indien sprake is van ernstige (zelf)verwaarlozing en/of chaotisch gedrag. De Raad heeft eerder dit beleid in overeenstemming geacht met een redelijke uitleg en toepassing van de wet (CRvB 15 december 2011, LJN BU9011).
2.3.
De reden waarom rekening moet worden gehouden met de aan de partner toegekende hulp is eveneens uiteengezet in genoemde uitspraak van 15 december 2011. Zo wordt voor het verrichten van zware huishoudelijke werkzaamheden (zoals stofzuigen, ramen lappen en sanitair schoonmaken) per huishouden vier uur per week huishoudelijke hulp vergoed. Omdat deze huishoudelijke werkzaamheden in de regel binnen één huishouden niet twee keer per week zullen worden verricht, worden deze vier uren maar één keer toegekend. Als daarnaast, zoals bij appellante en haar echtgenoot, beiden recht hebben op een vergoeding van vier uur per week hulp bij lichte huishoudelijke werkzaamheden, bedraagt het maximaal toe te kennen uren huishoudelijke hulp één keer vier uur voor de zware huishoudelijke werkzaamheden en twee keer vier uur voor de lichtere werkzaamheden, dus tezamen twaalf uur per week. Meer uren kunnen alleen dan worden toegekend indien op grond van de causale ziekten of gebreken verdergaande hulp noodzakelijk is.
2.4.
De medische adviezen van de geneeskundig adviseurs van verweerder en met name het advies dat door de arts G.L.G. Kho is opgesteld na een persoonlijk onderhoud van hem met appellante, laten zien dat appellante - zij het soms met moeite - in staat is om lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. Ook is zij door haar psychische klachten niet beperkt in het bereiden van maaltijden.
2.5.
De Raad ziet geen grond om anders te oordelen. Er zijn geen objectieve medische gegevens naar voren gekomen die daartoe aanleiding zouden kunnen geven. Appellante heeft nog verwezen naar de psycholoog Janson bij wie zij in therapie is geweest. De psycholoog Janson is echter ingeschakeld vanwege relationele omstandigheden en niet voor de hier aan de orde zijnde psychische klachten. Informatie van deze psycholoog zal dan ook geen ander licht kunnen werpen op de met de causale psychische klachten verband houdende beperkingen.
2.6.
Appellante heeft nog een beroep gedaan op de regeling inzake het vervallen van de causaliteitseis voor personen van 70 jaar en ouder. Ook dit beroep kan niet slagen. Deze regeling is op appellante wel van toepassing, maar geldt niet als een uitbreiding van meer dan (in totaal) twaalf uur aan huishoudelijke hulp aan de orde is.
2.7.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2013.