ECLI:NL:CRVB:2013:762
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar inzake buitengewoon pensioen op grond van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2013 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar van appellante tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellante had beroep ingesteld tegen het besluit van 28 november 2011, waarin haar verzoek om in aanmerking te komen voor een buitengewoon pensioen op grond van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 werd afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante, geboren in 1921, niet heeft aangetoond dat zij behoort tot de deelnemers aan het verzet of tot de categorieën van personen waarop de wet van toepassing is.
Tijdens de procedure heeft appellante aangegeven dat zij op 10 oktober 2011 tijdens een telefoongesprek met een medewerkster van verweerder vernomen heeft dat er geen bezwaarschrift was ontvangen. Hierop heeft zij alsnog een bezwaarschrift ingediend, dat op 12 oktober 2011 bij verweerder is ingekomen. De Raad heeft overwogen dat appellante geen verontschuldigbare reden heeft opgegeven voor de termijnoverschrijding van het indienen van het bezwaarschrift. De Raad heeft daarbij artikel 6:7 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht in aanmerking genomen, waarin de termijnen voor het indienen van bezwaarschriften zijn geregeld.
De Raad concludeert dat de enkele verklaring van appellante dat zij het bezwaarschrift tijdig in de brievenbus heeft gedeponeerd, niet voldoende is om aan te nemen dat zij binnen de termijn heeft ingediend. De keuze voor niet-aangetekende verzending komt voor risico van de indiener, en het niet kunnen bewijzen van de tijdige indiening moet voor rekening van appellante blijven. Daarom heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.