ECLI:NL:CRVB:2013:740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 14 januari 2005 op een bepaald adres stond ingeschreven, ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Echter, tijdens een controle door het Interventieteam Noord van de gemeente Rotterdam werd vastgesteld dat er sinds 11 november 2008 geen elektriciteit en gas op het uitkeringsadres werd geleverd. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant zijn hoofdverblijf niet op het opgegeven adres had. De gemeente besloot daarom om de bijstand van de appellant met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verklaringen van buurtbewoners niet bevestigen dat hij niet op het uitkeringsadres woont. Hij stelde ook dat hij door een schuld bij Eneco geen elektriciteitsaansluiting had en dat hij in zijn eigen woning moest kamperen. De Raad oordeelde echter dat de onderzoeksbevindingen voldoende bewijs boden voor de conclusie dat de appellant niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad benadrukte dat het aan de gemeente was om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren en dat de appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, met T.A. Meijering als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 juni 2013.