ECLI:NL:CRVB:2013:2989
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van WAZ-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn verzoek om een WAZ-uitkering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker geen recht had op een uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid niet vóór 1 augustus 2004 was ingetreden, het moment waarop de Wet einde toegang verzekering WAZ in werking trad. Verzoeker heeft vervolgens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, in afwachting van de definitieve beslissing op zijn hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft op 6 december 2013 de zaak behandeld. Verzoeker was zelf aanwezig, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker. Verzoeker stelde dat hij in een financiële noodsituatie verkeerde door het weigeren van de WAZ-uitkering, wat hem zou beletten zijn hypotheeklasten te voldoen. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verzoeker geen bewijs had geleverd van zijn financiële situatie. Bovendien ontving hij een uitkering van een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering en had hij een inkomen uit arbeid.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een (financieel) spoedeisend belang. Ook was er geen zwaarwegend belang dat de behandeling van de hoofdzaak niet kon worden afgewacht. De Raad was voornemens het hoger beroep voor 1 juli 2014 te behandelen, wat ook meebracht dat er geen spoedeisend belang was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van griffier H.J. Dekker, en werd openbaar uitgesproken op 19 december 2013.