In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb) van appellante, die zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit heeft. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij ten onrechte niet als ingezetene van Nederland is aangemerkt. De Svb heeft op basis van rapporten van de sociaal attaché en een handhavingsrapport geconcludeerd dat appellante in de periode van 1 januari 2004 tot en met het tweede kwartaal van 2008 niet in Nederland woonde. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van de Svb berustte op een onjuist beoordelingskader. De Raad heeft de relevante arresten van de Hoge Raad in overweging genomen en geconcludeerd dat de Svb aannemelijk heeft gemaakt dat appellante in de periode in geding geen ingezetene van Nederland was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De Svb is veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.888,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 19 december 2013.