ECLI:NL:CRVB:2013:2841

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
11-3634 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

Op 13 december 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11-3634 WWB-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 26 maart 2013, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad heeft de zaak behandeld op de zitting van 22 november 2013, waarbij appellante aanwezig was en het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven niet verschenen was.

De eerdere uitspraak was gebaseerd op de overweging dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend en dat appellante redelijkerwijs niet in verzuim kon worden geacht. Echter, appellante heeft medische informatie overgelegd die de Raad heeft doen besluiten dat de termijnoverschrijding haar niet kan worden verweten. Dit leidde tot de conclusie dat het verzet gegrond is en dat de eerdere uitspraak van 26 maart 2013 vervalt.

De Raad heeft tevens besloten om het onderzoek voort te zetten in de stand waarin het zich bevond en heeft het college veroordeeld in de proceskosten van het verzet, begroot op € 28,40 aan reiskosten van appellante. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door T.G.M. Simons, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 december 2013
11/3634 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
’s-Hertogenbosch van 9 mei 2011, 10/398 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 26 maart 2013 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 26 maart 2013 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 22 november 2013. Appellante is verschenen. Het college is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 26 maart 2013 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Gelet op de door appellante overgelegde medische informatie is de Raad - thans - van oordeel dat de termijnoverschrijding appellante niet kan worden verweten.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
26 maart 2013 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van het verzet, begroot op € 28,40 aan reiskosten van appellante.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt het college in de proceskosten van het verzet van appellante tot een bedrag van
€ 28,40.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
13 december 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

QH