ECLI:NL:CRVB:2013:2840

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
13-3654 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift

Op 13 december 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/3654 WIA-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellante tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak is behandeld op de zitting van 22 november 2013, waar appellante aanwezig was, bijgestaan door haar echtgenoot, terwijl het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet aanwezig was.

De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak van 21 augustus 2013 vastgesteld dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De uiterste datum voor indiening was 9 juli 2013, terwijl het hogerberoepschrift gedateerd was op 10 juni 2013 en pas op 11 juli 2013 door de Raad was ontvangen. De echtgenoot van appellante verklaarde dat hij de administratie voor haar verzorgde en dat hij de uitspraak pas later had gezien, omdat appellante deze had opgeruimd. De Raad oordeelde echter dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was, aangezien de informatie over de termijn duidelijk was gecommuniceerd in de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland.

De Raad concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat appellante niet in verzuim was geweest. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad besloot geen proceskosten toe te kennen, maar gaf aan dat het betaalde griffierecht van € 118,- aan appellante zou worden terugbetaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 december 2013
13/3654 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 mei 2013, 11/2852 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 21 augustus 2013 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 22 november 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Het Uwv is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 21 augustus 2013 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 9 juli 2013. Het hogerberoepschrift is gedateerd 10 juni 2013 en blijkens het poststempel op 10 juli 2013 verzonden. Het is op 11 juli 2013 bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
De echtgenoot van appellante heeft ter zitting verklaard dat hij in verband met de psychische problemen van appellante de administratie voor haar verzorgt. Hij heeft de aangevallen uitspraak pas later onder ogen gekregen, doordat appellante deze na ontvangst had opgeruimd. Vervolgens heeft hij direct hoger beroep ingesteld.
De Raad stelt - andermaal - vast dat in de aangevallen uitspraak en in de begeleidende brief van de rechtbank Noord-Nederland duidelijk staat aangegeven dat partijen binnen zes weken na de datum van de verzending van de uitspraak hoger beroep kunnen instellen. Dat de echtgenoot van appellante de uitspraak te laat onder ogen heeft gekregen, brengt niet mee dat de overschrijding van die termijn verschoonbaar is. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten en omstandigheden die leiden tot het oordeel dat appellante niet in verzuim is geweest, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
Gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval zal het betaalde griffierecht (€ 118,-) door de griffier van de Raad aan appellante worden terugbetaald.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
13 december 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

QH