ECLI:NL:CRVB:2013:2839

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
13-2697 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

Op 13 december 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 21 augustus 2013, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.A. Eisden, had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, omdat hij meende dat de niet tijdige betaling van het griffierecht te wijten was aan persoonlijke omstandigheden, waaronder twee sterfgevallen in de naaste familie. De gemachtigde van de appellant had verklaard dat hij door deze omstandigheden niet in staat was om de betalingsopdrachten tijdig te ondertekenen en dat hij pas na zijn terugkeer het griffierecht had voldaan.

De Raad overwoog dat de uitspraak van 21 augustus 2013 berustte op de constatering dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was voldaan. De Raad oordeelde dat de gemachtigde van de appellant niet voldoende maatregelen had getroffen om de afhandeling van post en proceshandelingen tijdens zijn verblijf in het buitenland te waarborgen. De Raad wees erop dat in de brief van 1 juli 2013 duidelijk was vermeld dat het griffierecht binnen vier weken moest worden voldaan. Aangezien er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de gemachtigde niet in verzuim was, werd het verzet ongegrond verklaard.

De Raad besloot dat het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 118,-) door de griffier aan de gemachtigde zou worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in het kader van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 13 december 2013.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 december 2013
13/2697 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
Den Haag van 1 mei 2013, 12/11716 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 21 augustus 2013 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 21 augustus 2013 heeft mr. E.A. Eisden namens appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 22 november 2013. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Eisden. Het Uwv is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 21 augustus 2013 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde van appellant verklaard dat hij vanwege twee sterfgevallen in de naaste familie moest afreizen naar zijn land van herkomst en daarom niet in staat is geweest de door de accountant opgemaakte betalingsopdrachten te ondertekenen. Direct na terugkomst heeft de gemachtigde het griffierecht alsnog voldaan. Ter zitting heeft de gemachtigde nog aangevoerd dat pas na ontvangst van de brief van de Raad van 1 juli 2013 bleek dat appellant financieel niet in staat was het griffierecht te voldoen. De gemachtigde heeft getracht de betaling vóór zijn vertrek naar het buitenland te regelen, maar zijn betalingsopdracht kon als gevolg van een storing met internetbankieren niet worden uitgevoerd. De gemachtigde heeft ter zitting verklaard dat hij niet op de in de brief van
1 juli 2013 gestelde betalingstermijn heeft gelet.
De Raad ziet geen grond voor het oordeel dat het (de gemachtigde van) appellant niet kan worden verweten dat het griffierecht niet tijdig is betaald. Het had op de weg van de gemachtigde gelegen afdoende maatregelen te treffen om kennisneming en afhandeling van post, alsmede van (eventuele) andere proceshandelingen, tijdens zijn - onverwachte - verblijf in het buitenland mogelijk te maken. De Raad merkt daarbij op dat in de brief van 1 juli 2013 duidelijk staat vermeld dat het griffierecht binnen vier weken dient te zijn voldaan. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat (de gemachtigde van) appellant niet in verzuim is geweest, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 118,- ) zal door de griffier van de Raad aan de gemachtigde worden terugbetaald.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
13 december 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

QH