Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van P. Uijtdewillegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2013.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. Appellant, werkzaam als groepsfunctionaris C bij de Belastingdienst FIOD-ECD, had op 20 oktober 2009 een verzoek ingediend om toekenning van een salarisschaal behorende bij de hogere groepsfunctie E. De staatssecretaris van Financiën had dit verzoek afgewezen, omdat de werkzaamheden van appellant in de referteperiode niet het gehele bereik van fase 1 tot en met 3 van de groepsfunctie E betroffen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellant voerde aan dat hij zelfstandig opsporingsonderzoeken verrichtte die niet te vergelijken waren met de kortlopende onderzoeken van zijn collega's in hogere functies. Hij stelde dat hij vanaf 1 april 2007 vrijwel al zijn tijd had besteed aan werkzaamheden die vallen in fase 2 en 3 van de groepsfunctie E. Appellant beroept zich ook op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar een collega die wel in de hogere functie was ingeschaald.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de afwijzing van de staatssecretaris. De werkzaamheden van appellant in de referteperiode waren voornamelijk gericht op horecagroothandels en voldeden niet aan de eisen voor de hogere salarisschaal. De Raad concludeerde dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, omdat appellant niet had aangetoond dat de omstandigheden van zijn collega vergelijkbaar waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.