In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan betrokkene, die zich ziek had gemeld vanuit de Werkloosheidswet. Betrokkene, geboren in 1951, had een uitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) na een periode van ziekte door fysieke en psychische klachten, waaronder een aangeboren enzymdeficiëntie. De Raad heeft een deskundige, prof. dr. P.D. Siersema, benoemd om de medische situatie van betrokkene te onderzoeken. Het deskundigenrapport concludeerde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van betrokkene correct was en dat hij in staat was om de geselecteerde werkzaamheden te verrichten, ondanks zijn klachten.
De Raad oordeelde dat de bezwaren van betrokkene tegen het deskundigenrapport niet voldoende gemotiveerd waren en dat de FML de rechterlijke toetsing kon doorstaan. De Raad heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure beoordeeld en geconcludeerd dat deze was geschonden, zowel in de bestuurlijke als in de rechterlijke fase. Dit leidde tot de beslissing om het onderzoek te heropenen voor een nadere uitspraak over de gevraagde schadevergoeding.
De uitspraak vernietigde de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene tegen het besluit van 7 november 2008 ongegrond. De Raad heeft de Staat der Nederlanden (minister van Justitie) als partij in de procedure aangemerkt voor de schadevergoeding in verband met de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn.