4.De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.De te beoordelen periode in geval van een aanvraag om bijstand loopt in beginsel vanaf de datum van de aanvraag om bijstand tot en met de datum van het primaire besluit. Nu de aanvraag van appellant van 20 april 2011 in eerste instantie met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling is gesteld en na bezwaar alsnog inhoudelijk op de aanvraag is beslist, loopt in dit geval, anders dan appellant stelt, de ter beoordeling voorliggende periode van 20 april 2011 tot en met de datum waarop op het bezwaar is beslist, te weten 9 januari 2012.
4.2.Ter zitting heeft de gemachtigde van het college het bestreden besluit voor wat betreft de buiten behandeling stelling nader toegelicht. Uit de verklaringen van appellant tijdens het intakegesprek op 27 april 2011 is onvoldoende gebleken dat hij gebruik maakte van de bankrekening van zijn moeder, zodat het opvragen van de bankafschriften van de moeder van appellant voorbarig is geweest. Om die reden heeft het college bij het bestreden besluit het bezwaar van appellant gegrond verklaard en alsnog een inhoudelijke beslissing op de aanvraag genomen.
4.3.Aangezien het gaat om een voor appellant begunstigend besluit op aanvraag, is het aan hem om aannemelijk te maken dat hij recht heeft op bijstand.
4.4.Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB, voor zover van belang, doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
4.5.Artikel 53a, tweede lid, van de WWB bepaalt dat het college bevoegd is om onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand.
4.6.Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, is de financiële situatie van de aanvrager een essentieel gegeven. De aanvrager is gehouden de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens over te leggen. Volgens vaste rechtspraak (CRvB 4 januari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP1399) is het bijstandverlenend orgaan in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand ook bevoegd om gegevens te vragen die betrekking hebben op de financiële situatie over de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum met ingang waarvan bijstand wordt gevraagd. 4.7.Appellant stelt dat, nu op grond van artikel 7:14 van de Awb artikel 4:5 van de Awb niet van toepassing is op besluiten op bezwaar, het college tijdens de bezwaarprocedure niet bevoegd was om bij appellant naar nieuwe inlichtingen te vragen. Deze stelling houdt geen stand, omdat artikel 4:5 van de Awb ziet op de bevoegdheid om een aanvraag buiten behandeling te stellen. Het college was echter bevoegd om in het kader van de heroverweging te besluiten om de aanvraag alsnog in behandeling te nemen en in dat kader onderzoek te doen en appellant om inlichtingen te vragen. Het aldus genomen inhoudelijk besluit is een beslissing op bezwaar omdat het, met gegrondverklaring van het bezwaar tegen het besluit tot buiten behandeling stelling en het nemen van een vervangend besluit op de aanvraag met toepassing van 7:11, tweede lid, van de Awb als resultaat van de heroverweging kan worden beschouwd.
4.8.Het feit dat uit Suwinet is gebleken dat er over minimaal tien jaren voorafgaand aan de aanvraag geen sprake is geweest van een dienstverband, inkomen of uitkering, roept de vraag op hoe appellant in de tussenliggende periode in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Het antwoord op die vraag is van belang voor de beoordeling of hij in de te beoordelen periode in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Appellant heeft alleen gesteld dat hij door zijn moeder is onderhouden. Vervolgens heeft hij geen gehoor gegeven aan de twee gesprekken om zijn situatie toe te lichten. Van appellant had verwacht mogen worden dat hij meer informatie verstrekte, zodat het college enig aanknopingspunt had om zijn verklaring te verifiëren. Appellant is door zijn handelwijze de op hem rustende inlichtingenverplichting niet nagekomen. Als gevolg hiervan kon niet worden vastgesteld of appellant in de te beoordelen periode in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
4.9.Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.