ECLI:NL:CRVB:2013:2560
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds respectievelijk 1989 en 1995 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft de bijstand ingetrokken en teruggevorderd omdat appellanten niet hebben voldaan aan hun inlichtingenverplichting. Dit kwam aan het licht tijdens een rechtmatigheidsonderzoek, waaruit bleek dat appellanten voertuigen op hun naam hadden staan die zij niet hadden gemeld. Het college stelde vast dat appellanten niet hadden aangetoond of en hoeveel zij hadden verdiend met de export en verkoop van deze voertuigen, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond. Appellanten voerden aan dat zij de inlichtingenverplichting niet hadden geschonden, omdat zij de voertuigen enkel op naam hadden om vrienden te helpen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellanten niet konden vertrouwen op eerdere mededelingen van het college en dat zij de inlichtingenverplichting hadden geschonden. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en terug te vorderen, omdat niet kon worden vastgesteld of appellanten recht hadden op bijstand.
De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten rechtmatig waren, en dat er geen dringende redenen waren om de terugvordering te matigen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellanten kregen geen gelijk in hun hoger beroep.