ECLI:NL:CRVB:2013:2524
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen toekenning bijstand met terugwerkende kracht door gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die tot 1 september 2011 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft op 7 oktober 2011 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand. Hij verzocht om de bijstand met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2011, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij zich pas op 7 oktober 2011 heeft gemeld omdat hij het beëindigingsbesluit van het Uwv niet tijdig had gezien. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het verzenden van dit besluit en dat de appellant eerder al op de hoogte was gesteld van de noodzaak om bijstand aan te vragen.
De Raad heeft verder vastgesteld dat onbekendheid met de regelgeving geen bijzondere omstandigheid vormt die afwijking van het uitgangspunt dat geen bijstand met terugwerkende kracht wordt toegekend, rechtvaardigt. Ook de financiële moeilijkheden van de appellant door het ontbreken van bijstand zijn niet voldoende om een eerdere ingangsdatum te rechtvaardigen. De Raad heeft daarom het hoger beroep van de appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.