In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft een verzoek van appellante om kwijtschelding van een bijstandsrestschuld, die was ontstaan door terugvordering van bijstand vanwege verzwegen inkomsten uit hennepteelt. Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers had het verzoek om kwijtschelding afgewezen, omdat de vereiste termijn van vijf jaar sinds de start van de afbetalingsregeling nog niet was verstreken. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het dagelijks bestuur op basis van haar persoonlijke omstandigheden een uitzondering op de beleidsregels had moeten maken, omdat zij zich in een financieel uitzichtloze situatie bevond. De Raad heeft echter geoordeeld dat de voorwaarden van de oude Beleidsregels 2011 niet waren voldaan, aangezien de termijn van vijf jaar nog niet was verstreken ten tijde van de besluitvorming. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het verzoek om kwijtschelding niet voor inwilliging in aanmerking komt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier.