ECLI:NL:CRVB:2013:2472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens onvoldoende inlichtingen door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant had op 21 december 2011 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven had deze aanvraag op 16 april 2012 buiten behandeling gesteld. Dit gebeurde omdat appellant niet alle gevraagde gegevens had verstrekt. Na bezwaar werd de aanvraag opnieuw beoordeeld, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat appellant onvoldoende bewijs had geleverd over zijn financiële situatie en niet kon aantonen dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Hij stelde dat hij voldoende had aangetoond hoe hij in zijn levensonderhoud had voorzien en betwistte dat hij tegenstrijdige verklaringen had afgelegd. Tijdens de zitting werd ook een subsidiair standpunt naar voren gebracht, waarin appellant stelde dat stortingen op zijn bankrekening als middelen in de zin van de WWB moesten worden aangemerkt.
De Raad oordeelde dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellant niet had voldaan aan de inlichtingenverplichting. De Raad concludeerde dat appellant onvoldoende inlichtingen had verschaft, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.