ECLI:NL:CRVB:2013:2450
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een mobiliteitstoeslag aan een ambtenaar van de Belastingdienst na verplaatsing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de toekenning van een eenmalige mobiliteitstoeslag aan een ambtenaar van de Belastingdienst, die per 1 september 2010 was verplaatst van het kantoor Utrecht naar het kantoor Amersfoort. De ambtenaar had geen recht op een mobiliteitstoeslag volgens het besluit van 29 september 2010, maar de rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een dienstbelang bij de verplaatsing, en verklaarde het beroep gegrond. De Staatssecretaris ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de verplaatsing niet voldeed aan de voorwaarden voor de toekenning van de mobiliteitstoeslag, omdat er geen primair dienstbelang zou zijn geweest.
De Raad overwoog dat de verplaatsing van de ambtenaar in het belang van de Belastingdienst was, vooral omdat het een conflict met haar leidinggevende oploste. De Raad stelde vast dat de ambtenaar haar functie had behouden en dat de verplaatsing dus onder de voorwaarden voor geografische mobiliteit viel. De Raad oordeelde dat het belang van de organisatie als geheel in beschouwing moest worden genomen en dat de verplaatsing niet alleen om de nieuwe werkplek draaide. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de ambtenaar recht had op de mobiliteitstoeslag.
De uitspraak bevestigt dat bij verplaatsingen binnen de overheid niet alleen naar de nieuwe functie gekeken moet worden, maar ook naar de bredere context van de organisatie en de belangen die daarbij spelen. De Raad veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van de ambtenaar in hoger beroep tot een bedrag van € 944,-.