ECLI:NL:CRVB:2013:2371

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
12-5012 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor griffierechtkosten en advocaatkosten in het kader van een civiele vordering

Op 29 oktober 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de weigering van bijzondere bijstand voor griffierechtkosten en advocaatkosten. De appellant had op 28 januari 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor deze kosten, die voortvloeiden uit een civiele vordering tegen een verzekeringsmaatschappij. De gemaakte advocaatkosten bedroegen € 1.502,-, terwijl de resterende schade ongeveer € 1.900,- was. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag op 9 februari 2012 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 17 februari 2012 ongegrond verklaard. Op 17 april 2012 heeft het college echter wel een bedrag van € 396,- aan bijzondere bijstand toegekend, maar dit betrof slechts een deel van de kosten waarvoor de appellant aanvankelijk bijstand had gevraagd.

De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 15 augustus 2012 geoordeeld dat de appellant de noodzaak van de advocaatkosten van € 1.502,- niet aannemelijk heeft gemaakt. De appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de beslissing van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de toevoeging die de appellant had ontvangen, geen betrekking had op de procedure waarvoor hij de kosten had gemaakt. De toevoeging was enkel voor licht advies en niet voor het voeren van een procedure, waardoor de noodzaak van de procedure niet kon worden afgeleid.

De Raad benadrukte dat het bijstandverlenend orgaan, bij het ontbreken van een toevoeging, zelfstandig moet oordelen over de noodzakelijkheid van de procedure. De appellant had zijn aanvraag voor de advocaatkosten slechts onderbouwd met een e-mail van zijn advocaat, waarin om goedkeuring werd gevraagd voor een conceptdagvaarding. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat deze onderbouwing onvoldoende was om de noodzaak van de procedure aan te tonen. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/5012 WWB-PV
Datum uitspraak: 29 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 augustus 2012, 12/939 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: P.J.M. Crombach
Ter zitting is namens het college verschenen mr. drs. J.M. Boegborn. Appellant is niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Op 28 januari 2012 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor griffierechtkosten en advocaatkosten voor verschillende procedures. De gemaakte advocaatkosten bedragen
€ 1.502,-. Deze betreffen een civiele vordering van appellant tegen een verzekeringsmaatschappij in verband met slechts gedeeltelijke vergoeding van waterschade (vordering). De resterende schade bedraagt ongeveer € 1.900,-. Bij besluit van 9 februari 2012 heeft het college de aanvraag afgewezen. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 17 februari 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Bij besluit van 17 april 2012 heeft het college appellant bijzondere bijstand voor griffierechtkosten en advocaatkosten toegekend tot een bedrag van € 396,-. Deze bijstand heeft mede betrekking op kosten waarvoor appellant met zijn aanvraag van 28 januari 2012 bijstand heeft gevraagd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, gelet op het besluit van 17 april 2012, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven. Gezien het besluit van 17 april 2012 was in beroep slechts in geding de vraag of het college op goede gronden de aanvraag van appellant voor bijzondere bijstand met betrekking tot de advocaatkosten ten bedrage van € 1.502,- heeft afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant de noodzaak van deze kosten niet aannemelijk heeft gemaakt. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd met verwijzing naar zijn gronden in beroep. Het college handhaaft haar standpunt zoals dat tot uitdrukking komt in de aangevallen uitspraak.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de toevoeging met het nummer[nr.] geen betrekking heeft op de procedure waarin de advocaatkosten gemaakt zijn waarvoor appellant bijzondere bijstand vraagt. Die toevoeging is immers voor licht advies over de vordering, niet voor het voeren van een procedure. Uit deze toevoeging is de noodzaak van het voeren van die procedure dus niet af te leiden.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 22 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9223) dient het bijstandverlenend orgaan, bij het ontbreken van een toevoeging, zich zelfstandig een oordeel te vormen omtrent de noodzakelijkheid van de te voeren of gevoerde procedure. Appellant heeft zijn aanvraag, voor zover deze ziet op de advocaatkosten, slechts onderbouwd met een e-mailbericht van zijn advocaat met een conceptdagvaarding, waarbij de advocaat appellant om goedkeuring verzoekt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant daarmee de noodzaak van de procedure niet aannemelijk heeft gemaakt.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Voorzitter
Sluit het onderzoek ter zitting
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 8 november 2013
De griffier. De voorzitter.
(getekend) P.J.M. Crombach (getekend) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

RH