ECLI:NL:CRVB:2013:2343
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- H.L.C. Hermans
- C.H. Bangma
- Rechtspraak.nl
Ouderschapsverlof en de uitleg van wettelijke bepalingen met betrekking tot rechterlijke ambtenaren
In deze zaak heeft appellante, werkzaam als rechterlijk ambtenaar in opleiding, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad voor de rechtspraak inzake haar aanvraag voor ouderschapsverlof. Appellante had op 9 augustus 2010 een aanvraag ingediend voor 690 uur betaald ouderschapsverlof, maar haar aanvraag werd slechts gedeeltelijk gehonoreerd. De Raad voor de rechtspraak kende haar 222 uur betaald ouderschapsverlof toe, terwijl de overige 468 uur onbetaald werden verklaard. Appellante was van mening dat zij recht had op 26 weken betaald ouderschapsverlof op basis van de gewijzigde wetgeving, maar de Raad voor de rechtspraak verklaarde haar bezwaar ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de wetgever met de wijziging van de regelgeving niet heeft beoogd om de aanspraken van rechterlijke ambtenaren te verruimen. De Raad oordeelde dat de letterlijke tekst van de artikelen in combinatie met de wetsgeschiedenis niet de door appellante gestelde aanspraak ondersteunt. De Raad benadrukte dat de wetgever met het overgangsrecht niet heeft beoogd dat de loondoorbetaling automatisch zou worden uitgebreid met de uitbreiding van het ouderschapsverlof.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen onjuiste mededelingen of toezeggingen zijn gedaan door de Raad voor de rechtspraak en dat appellante niet in haar rechtszekerheid is aangetast. De Raad heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere beslissing van de Raad voor de rechtspraak in stand blijft. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee leden de beslissing hebben genomen, en is openbaar uitgesproken op 7 november 2013.