ECLI:NL:CRVB:2013:2310
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijstandsaanvraag en terugvordering voorschot na buiten behandeling stelling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarbij de eerdere bijstandsaanvraag van appellanten buiten behandeling is gesteld. Appellanten, die een kapperszaak hebben gedreven, dienden op 10 oktober 2011 een aanvraag om bijstand in, maar voldeden niet aan de verzoeken van het college om aanvullende gegevens te verstrekken. Het college heeft de aanvraag op 3 november 2011 buiten behandeling gesteld, omdat appellanten niet volledig hebben voldaan aan het verzoek om bewijsstukken. Tevens heeft het college het verstrekte voorschot van € 1.100,- teruggevorderd.
De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat de door het college gevraagde gegevens, zoals bankafschriften en financiële gegevens van de kapperszaak, essentieel waren voor de beoordeling van de bijstandsaanvraag. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat hun bijstandbehoefte kan worden vastgesteld op basis van de later verstrekte gegevens, maar de Raad oordeelt dat deze gegevens onvoldoende zijn om de eerdere aanvraag te onderbouwen. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat de terugvordering van het voorschot rechtmatig was.
De Raad bevestigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelt dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de terugvordering tot onaanvaardbare gevolgen leidt. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is genomen op 29 oktober 2013, waarbij de Raad de eerdere uitspraak bevestigt en geen aanleiding ziet voor een veroordeling in de proceskosten.