ECLI:NL:CRVB:2013:2309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking, beëindiging en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de vaststelling dat appellant en betrokkene een gezamenlijke huishouding voerden. Appellant ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar na een anonieme tip heeft de sociale recherche van de gemeente Apeldoorn een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant zijn hoofdverblijf had op de adressen van betrokkene, met wie hij een gezamenlijke huishouding voerde. Het college heeft daarop de bijstand van appellant per 1 januari 2010 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Appellant ging in hoger beroep en betwistte de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld, waaronder verklaringen van appellant, betrokkene en getuigen. De Raad concludeert dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat appellant en betrokkene gedurende de te beoordelen periode hun hoofdverblijf hadden in de woningen van betrokkene en dat er sprake was van wederzijdse zorg. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 5 november 2013. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.