ECLI:NL:CRVB:2013:2256
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, die zijn werkzaamheden als medewerker technische dienst had gestaakt vanwege rugklachten en later ook psychische klachten, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem geen recht op een WIA-uitkering toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het Uwv had dit besluit gebaseerd op een medisch onderzoek, waaruit bleek dat er geen objectieve afwijkingen waren gevonden die de klachten van de appellant konden onderbouwen.
De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv zijn onderzoeksplicht niet had geschonden en dat de verzekeringsartsen een toereikend beeld hadden gevormd van de beperkingen van de appellant. De appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn beperkingen waren onderschat en dat het Uwv zich te veel had laten leiden door het rapport van psychiater Leta, waarin simulatie werd gesuggereerd. De Raad heeft de argumenten van de appellant overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen aanknopingspunten waren voor onzorgvuldig medisch onderzoek. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de verzekeringsartsen adequaat hadden gehandeld en dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit niet ter discussie stond. De Raad oordeelde dat er geen reden was om de eerdere uitspraak te herzien en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 oktober 2013.