ECLI:NL:CRVB:2013:2231

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
12-4549 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum bijstand en voorwaarden voor bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de ingangsdatum van bijstandsverlening op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante had sinds 2009 meerdere aanvragen voor bijstand ingediend, maar deze waren niet succesvol. Op 16 mei 2011 heeft zij zich bij het UWV Werkbedrijf/Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeld en een nieuwe aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage heeft haar bijstand toegekend per 16 mei 2011, maar appellante stelde dat zij recht had op bijstand vanaf 26 maart 2011, omdat zij zich op die datum zou hebben gemeld.

De rechtbank heeft het bezwaar van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, met de overweging dat volgens vaste rechtspraak geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere bijstandsverlening rechtvaardigden.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep het oordeel van de rechtbank onderschreven. Appellante heeft haar stelling dat zij recht had op bijstand vanaf 26 maart 2011 niet onderbouwd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van griffier T.A. Meijering, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

12/4549 WWB
Datum uitspraak: 29 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 4 juli 2012, 12/2075 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L. Kuijper, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 12/1903 WWB, plaatsgevonden op
6 augustus 2013. Voor appellante is verschenen mr. Kuijper. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. In de gevoegde zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft sinds 2009 een aantal malen bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd. Deze aanvragen hebben er niet toe geleid dat appellante voor bijstand in aanmerking kwam. Vervolgens heeft appellante zich op 16 mei 2011 bij het UWV Werkbedrijf/Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeld en een nieuwe aanvraag ingediend. Bij besluit van 29 augustus 2011 heeft het college appellante per 16 mei 2011 bijstand toegekend.
1.2.
Bij besluit van 23 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 29 augustus 2011 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Raad inzake toepassing van de artikelen 43 en 44 van de WWB in beginsel geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen en/of de melding bij het UWV heeft plaatsgevonden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De rechtbank is niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat het college tot bijstandsverlening eerder dan 16 mei 2011 had dienen over te gaan.
3.
Appellante heeft zich op de hierna te bespreken beroepsgrond tegen deze uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust worden onderschreven. Appellante heeft haar stelling dat haar een bijstandsuitkering toekomt vanaf
26 maart 2011 omdat zij zich op die datum bij de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid zou hebben gemeld ook in hoger beroep in het geheel niet onderbouwd.
4.2.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2013.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) T.A. Meijering

HD