ECLI:NL:CRVB:2013:2231
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum bijstand en voorwaarden voor bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de ingangsdatum van bijstandsverlening op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante had sinds 2009 meerdere aanvragen voor bijstand ingediend, maar deze waren niet succesvol. Op 16 mei 2011 heeft zij zich bij het UWV Werkbedrijf/Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeld en een nieuwe aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage heeft haar bijstand toegekend per 16 mei 2011, maar appellante stelde dat zij recht had op bijstand vanaf 26 maart 2011, omdat zij zich op die datum zou hebben gemeld.
De rechtbank heeft het bezwaar van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, met de overweging dat volgens vaste rechtspraak geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere bijstandsverlening rechtvaardigden.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep het oordeel van de rechtbank onderschreven. Appellante heeft haar stelling dat zij recht had op bijstand vanaf 26 maart 2011 niet onderbouwd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van griffier T.A. Meijering, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.