ECLI:NL:CRVB:2013:2220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, maar na de 18e verjaardag van haar jongste kind op 3 augustus 2010, heeft het Drechtstedenbestuur de bijstand herzien naar de norm voor een alleenstaande. Dit leidde tot een te veel ontvangen bijstandsbedrag over de periode van 3 augustus 2010 tot 1 mei 2011. Het bestuur heeft besloten om het teveel betaalde bedrag van € 3040,- te verrekenen met een nabetaling van bijzondere bijstand in de vorm van een garantietoeslag van € 738,56. Hierdoor resteerde er een bedrag van € 2.301,47 aan teveel betaalde bijstand, dat het bestuur niet terugvorderde omdat appellante redelijkerwijs niet kon weten dat zij te veel bijstand ontving.
Appellante ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. In hoger beroep werd enkel de vraag behandeld of het bestuur de nog te betalen garantietoeslag terecht had verrekend met de teveel betaalde bijstand. Appellante voerde aan dat het bestuur, door af te zien van terugvordering, ook niet bevoegd was tot verrekening. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het bestuur bevoegd was tot deze verrekening, omdat de besluitvorming over de garantietoeslag en de normwijziging binnen hetzelfde kader viel. De Raad bevestigde dat het verrekenen van de garantietoeslag met de teveel betaalde bijstand geen onevenredige uitkomst voor appellante opleverde, aangezien zij nog steeds een voordeel behield ten opzichte van haar wettelijke aanspraak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.