ECLI:NL:CRVB:2013:2193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing langdurigheidstoeslag op basis van inkomen in referteperiode
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zutphen. De appellant, die een Wajong-uitkering ontvangt, had een aanvraag ingediend voor een langdurigheidstoeslag op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Elburg heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant in de referteperiode van 60 maanden niet ononderbroken een inkomen had dat niet hoger was dan 100% van de voor hem geldende bijstandsnorm. De Raad heeft geoordeeld dat voor de beoordeling van het inkomen in de referteperiode als regel het netto inkomen moet worden gehanteerd zoals dat feitelijk is ontvangen. De appellant ontving in de referteperiode een netto inkomen dat hoger was dan de bijstandsnorm, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor de langdurigheidstoeslag. De Raad heeft ook overwogen dat de appellant niet in dezelfde omstandigheden verkeert als degenen die wel een inkomen op minimumniveau hadden, en dat de hogere kosten die hij maakt door een omgangsregeling met zijn kinderen niet relevant zijn voor de beoordeling van zijn recht op de toeslag. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.