ECLI:NL:CRVB:2013:2187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de stopzetting van de opbouw van verlof na langdurige ziekte van een ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de stopzetting van de opbouw van verlof van een ambtenaar, appellant, die sinds 29 december 2008 wegens ziekte niet meer werkzaam was. De minister van Veiligheid en Justitie had bij besluit van 27 juli 2009 de opbouw van het verlof van appellant met ingang van 29 juni 2009 (na zes maanden ziekte) gedeeltelijk stopgezet. Appellant stelde dat hij recht had op een jaarlijkse vakantie met behoud van loon van ten minste vier weken, zoals gewaarborgd door de richtlijn 2003/88/EG. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad overweegt dat de wetgeving, in het bijzonder artikel 22 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), bepaalt dat ambtenaren die langer dan 26 weken arbeidsongeschikt zijn, geen aanspraak hebben op vakantie met behoud van loon. De Raad stelt vast dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het stopzetten van de opbouw van vakantieverlof na 26 weken ziekte niet in strijd is met de richtlijn 2003/88, mits de ambtenaar de mogelijkheid heeft om vier weken per jaar doorbetaald vakantieverlof te genieten. De Raad concludeert dat appellant niet kan worden gevolgd in zijn betoog dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het nadere besluit van de minister geen wijziging behelst van het bestreden besluit.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2013.