ECLI:NL:CRVB:2013:2141

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
22 oktober 2013
Zaaknummer
12-2499 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellante, die sinds 28 maart 2011 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor de eerste maand huur, administratiekosten en een waarborgsom. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage verleende bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, maar appellante betwistte deze beslissing. Ze stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden, maar de Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat deze omstandigheden zich voordeden. De Raad volgde niet de stelling van appellante dat de rechtbank ten onrechte eerdere toekenningen van bijzondere bijstand had meegenomen in haar oordeelsvorming. De Raad concludeerde dat de kosten waarvoor bijstand was aangevraagd, in beginsel uit het inkomen moesten worden bestreden en dat bijzondere bijstand alleen wordt verleend indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/2499 WWB
Datum uitspraak: 22 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
21 maart 2012, 11/8813 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F. Kellouh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013. Partijen zijn met bericht niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontvangt sinds 28 maart 2011 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Daarop is bij de toekenning 18% in mindering gebracht wegens het ontbreken van woonkosten.
1.2.
Op 26 mei 2011 heeft appellante in verband met het verkrijgen van woonruimte bijzondere bijstand aangevraagd voor de eerste maand huur, administratiekosten en een waarborgsom.
1.3.
Bij afzonderlijke besluiten van 27 mei 2011 heeft het college voor de gevraagde kosten bijzondere bijstand tot een bedrag van in totaal € 1.500,- verleend in de vorm van een geldlening.
1.4.
Bij besluit van 10 oktober 2011 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 27 mei 2011 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat de kosten waarvoor bijstand is gevraagd worden gerekend tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Daarvoor wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.2.
Ingevolge artikel 48, eerste lid, van de WWB wordt de bijstand verleend om niet, tenzij in deze wet anders is bepaald. Het tweede lid van dit artikel bepaalt, voor zover hier van belang, dat bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening indien de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft.
4.3. Het college voert het beleid dat voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten geen bijzondere bijstand wordt verstrekt. Voor bepaalde groepen wordt een uitzondering gemaakt. Zo kunnen dak- en thuislozen wel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de betaling van huurkosten en/of duurzame gebruiksgoederen, maar alleen in de vorm van een geldlening. Slechts in heel bijzondere situaties kan die bijstand als gift worden verleend.
4.4.
Aan appellante is overeenkomstig het beleid van het college bijzondere bijstand verleend in de vorm van een geldlening. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een afwijking van dat beleid rechtvaardigen. Voor de stelling van appellante dat haar is toegezegd dat de bijstand om niet zou worden verleend ontbreekt een feitelijke grondslag nu voor een dergelijke toezegging in de gedingstukken geen enkel aanknopingspunt bestaat.
4.5.
Voorts heeft het college in overeenstemming met zijn vaste gedragslijn de bijzondere bijstand voor de gevraagde kosten rechtstreeks aan de verhuurder van appellante uitbetaald. Niet kan worden gezegd dat dit een onredelijke handelwijze is. De door appellante aangevoerde omstandigheid dat de verhuurder na opzegging van de huurovereenkomst (een deel van) het uitbetaalde bedrag niet heeft terugbetaald aan appellante werpt, wat daarvan zij, geen ander licht op de zaak.
4.6.
Dat de rechtbank ten onrechte de aan appellante in het verleden toegekende bijzondere bijstand heeft meegenomen in haar oordeelsvorming, wordt niet gevolgd. De gewraakte passage vormt immers geen dragende overweging van de aangevallen uitspraak, maar is slechts een opmerking in de marge. De daartegen aangevoerde grond kan daarom evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden.
4.7.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2013.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) E. Heemsbergen
RB