Uitspraak
10 februari 2012, 11/4517 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip kring van verzekerden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die de aanvraag van appellant voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) had afgewezen. Appellant, geboren op 30 december 1938, had in november 2010 verzocht om toekenning van een AOW-pensioen, waarbij hij stelde dat hij van 1971 tot eind 1973 in Nederland had gewoond en gewerkt. Ter ondersteuning van zijn aanvraag overhandigde hij een openbaar vervoersabonnement als bewijs van zijn verblijf in Nederland.
De Svb heeft echter informatie ingewonnen bij de gemeente Amsterdam, waaruit bleek dat appellant niet bekend was in het bevolkingsregister. Ondanks zijn verzoek om AOW-pensioen en de door hem verstrekte informatie, heeft appellant geen bewijs kunnen leveren van zijn verblijf of werk in Nederland gedurende de gestelde periode. De Svb heeft zijn aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van bewijs dat appellant verzekerd was onder de AOW.
De rechtbank Amsterdam heeft de beslissing van de Svb in een eerdere uitspraak bevestigd, waarop appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellant niet heeft aangetoond dat hij in de relevante periode in Nederland heeft gewoond of gewerkt. De Raad concludeerde dat de Svb terecht had besloten dat appellant geen recht had op AOW-pensioen, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken betreffende sociale zekerheidsrechten.