ECLI:NL:CRVB:2013:2038
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van besluit inzake terugvordering bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, vertegenwoordigd door mr. C.J. van Woerden, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om terug te komen van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. Dit besluit betrof de terugvordering van een bedrag van € 87.473,05 aan bijstandsverlening, die was verleend aan een medebewoner van appellant, [naam S.], over een periode van bijna negen jaar. Het college had de terugvordering gebaseerd op hoofdelijke aansprakelijkheid, omdat [naam S.] zonder mededeling aan het college een gezamenlijke huishouding voerde met appellant, waardoor zij ten onrechte bijstand ontving naar de norm voor alleenstaanden.
De Raad heeft vastgesteld dat het college het verzoek van appellant om terug te komen op het besluit van 11 december 2008 had afgewezen, omdat er geen sprake was van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant had aangevoerd dat hij was vrijgesproken door de politierechter ter zake van valsheid in geschrifte en opzetheling, en dat dit een nieuw gegeven was dat gevolgen diende te hebben voor de bestuursrechter.
De Raad oordeelde dat, hoewel de vrijspraak op zichzelf als nieuw gegeven kan worden beschouwd, dit niet voldeed aan de criteria van artikel 4:6 van de Awb. De Raad benadrukte dat de bestuursrechter niet gebonden is aan de oordelen van de strafrechter, aangezien er in deze procedures andere rechtsvragen en procesrechten aan de orde zijn. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om het verzoek van appellant af te wijzen en dat er geen reden was om te oordelen dat het college niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik had kunnen maken.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees de proceskostenveroordeling af.