ECLI:NL:CRVB:2013:1947
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van de minister om extra pensioenjaren in te kopen na ontslag van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Appellant, die tot 1 juli 2001 werkzaam was voor het Proefstation, heeft eervol ontslag gekregen en maakte gebruik van de FPU+ regeling. Hij verzocht om inkoop van twee extra pensioenjaren op basis van flankerend beleid, maar de minister weigerde dit, stellende dat het beleid niet op appellant van toepassing was. Appellant heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend. In 2009 verzocht appellant opnieuw om de extra pensioenopbouw, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond.
De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn overwegingen bevestigd dat er sprake was van een nieuw feit, maar dat dit niet leidde tot de verplichting voor de minister om de eerdere fout te herhalen. De Raad oordeelde dat de minister niet verplicht was om appellant alsnog de extra pensioenjaren toe te kennen, ondanks dat andere voormalige collega’s dit wel hadden gekregen zonder aanspraak. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier S.K. Dekker, en werd openbaar uitgesproken op 3 oktober 2013.