ECLI:NL:CRVB:2013:1946
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- S.K. Dekker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep inzake de BW-uitkering en de ingangsdatum van indexeringen en CAO-aanpassingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 juni 2011. Appellante, die tot 1 november 2006 werkzaam was bij Presikhaaf Bedrijven, ontving na haar ontslag een werkloosheidsuitkering en een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering (BW-uitkering). Het dagelijks bestuur van Presikhaaf Bedrijven had BAN Personeelsdiensten belast met de uitvoering van de BW-uitkering. Appellante maakte bezwaar tegen de uitbetaling van wettelijke rente en de ingangsdatum van indexeringen en CAO-aanpassingen. De rechtbank oordeelde dat het beroep van appellante gegrond was en vernietigde het besluit van het dagelijks bestuur, maar liet de rechtsgevolgen in stand.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het besluit van 11 mei 2010 ten onrechte als primair besluit was aangemerkt en verzocht zij om een vergoeding in de proceskosten. Tevens betoogde zij dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het besluit van 11 mei 2010 terecht als primair besluit was aangemerkt en dat het beroep van appellante als een bezwaarschrift moest worden behandeld. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding en dat er geen schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn moest worden toegekend.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de redelijke termijn niet was overschreden en dat appellante geen recht had op een vergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van besluiten en de behandeling van bezwaarschriften in het bestuursrecht.