ECLI:NL:CRVB:2013:1879

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
27 september 2013
Zaaknummer
12-2411 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische grondslag en psychische belastbaarheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Breda. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 20 januari 2011 geen recht had op een uitkering, omdat zij niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Dit besluit was gebaseerd op medische rapporten van bezwaarverzekeringsarts A.W. Lechner en bezwaararbeidskundige S.C. Kuiken, die de belastbaarheid van appellante vaststelden.

De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij concludeerde dat de medische informatie geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid. Appellante herhaalde in hoger beroep haar eerdere gronden, waaronder de stelling dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten en geen informatie had opgevraagd bij de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ).

De Raad overwoog dat het hoger beroep zich beperkte tot de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank had terecht geen twijfels geuit over de deugdelijkheid van de medische grondslag. De verzekeringsartsen hadden voldoende rekening gehouden met de klachten van appellante en de rapporten gaven geen aanleiding om aan de vastgestelde medische beperkingen te twijfelen. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische gegevens waren ingediend die tot een ander oordeel konden leiden. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

12/2411 WIA
Datum uitspraak: 27 september 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 maart 2012, 11/5047 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante]te [woonplaats](appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Weinans, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. de Bree, kantoorgenoot van mr. Weinans. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.P.F. Oosterbos.

OVERWEGINGEN

1.1. De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld. De Raad volstaat hier met volgende.
1.2. Bij besluit van 22 december 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante met ingang van 20 januari 2011 geen recht op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontstaat, omdat appellante niet als arbeidsongeschikt in de zin van die wet wordt beschouwd.
1.3. Bij beslissing op bezwaar van 23 augustus 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 december 2010, onder verwijzing naar de rapporten van bezwaarverzekeringsarts A.W. Lechner van 14 juni 2011 en van bezwaararbeidskundige S.C. Kuiken van 12 augustus 2011, ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij overwogen dat de aanwezige medische informatie geen aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellante. Dit geldt eveneens voor het in beroep overgelegde verslag van het medisch onderzoek dat door Margolin in opdracht van de Gemeentelijke Sociale Dienst Roosendaal is uitgevoerd, vooral nu naar het oordeel van de rechtbank niet is gebleken dat hierbij het arbeidsongeschiktheidscriterium, zoals dat in
WIA-zaken geldt, in acht is genomen. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het subjectieve oordeel van appellante, dat zij als gevolg van haar klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen niet in staat is om arbeid te verrichten, volgens vaste rechtspraak van de Raad niet voldoende is voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid. Voor de verdere beoordeling is de rechtbank daarom uitgegaan van de belastbaarheid die is neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 juni 2011. Met betrekking tot het arbeidskundige aspect van de beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat appellante de juistheid van de functieomschrijving van schoonmaakster, zoals weergegeven in het rapport van de arbeidsdeskundige, niet heeft bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de arbeidsdeskundigen de geschiktheid van appellante voor de maatgevende arbeid voldoende gemotiveerd. In de beschikbare gegevens heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om dit standpunt voor onjuist te houden.
3.
Appellante heeft in hoger beroep haar eerdere in bezwaar en beroep aangevoerde gronden herhaald. Zij is onveranderd van mening dat het Uwv bij de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en ten onrechte geen informatie heeft opgevraagd bij de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Voorts heeft zij opnieuw gewezen op de conclusie van Margolin dat zij niet geschikt is voor arbeid of traject en op de mening van haar huisarts dat zij psychische klachten heeft en door de zorg voor haar gezin overbelast is.
4.
De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Het hoger beroep is beperkt tot de medische grondslag van het bestreden besluit.
4.2.
De rechtbank heeft terecht geen aanknopingspunten gezien om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Terecht is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de verzekeringsartsen bij het opstellen van de FML voldoende rekening hebben gehouden met de klachten van appellante en voorts dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd heeft waarom geen sprake is geweest van onderschatting van de psychische belastbaarheid van appellante. In het namens appellante overgelegde rapport van Margolin zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat het Uwv de medische beperkingen van appellante onjuist heeft vastgesteld. In dat rapport wordt gesteld dat appellante vanwege complexe sociale omstandigheden, die onder meer verband houden met de zorg voor haar gezin en de start van diverse cursussen, niet geschikt is voor arbeid of traject. Dit is niet van (doorslaggevende) betekenis voor de beantwoording van de vraag of sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet WIA. De stelling van appellante, dat het Uwv ten onrechte geen informatie bij GGZ heeft opgevraagd, kan niet worden gevolgd nu zij zichzelf tot deze instantie had kunnen wenden en eventueel verkregen gegevens in de procedure had kunnen inbrengen. Er zijn in hoger beroep geen objectieve medische gegevens ingebracht die aanleiding kunnen geven om tot een ander oordeel te komen dan door de verzekeringsartsen van het Uwv is aangenomen.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2013.
(getekend) C.C.W. Lange
(getekend) M.P. Ketting
GdJ