ECLI:NL:CRVB:2013:1828
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- H.L.C. Hermans
- C.H. Bangma
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens ongeschiktheid van een ambtenaar en de vereisten voor een rechtsgeldige ontslagprocedure
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin zijn beroep tegen het ontslag door het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal ongegrond werd verklaard. Appellant was sinds 1 augustus 2001 in dienst bij de gemeente Roosendaal en werd op 7 oktober 2010 ontslagen wegens ongeschiktheid voor zijn functie. Het college had vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de vereiste eigenschappen, mentaliteit en instelling voor het vervullen van zijn functie. Appellant voerde in hoger beroep aan dat er onvoldoende grond was voor zijn ontslag en dat hij niet de kans had gekregen om zich te verbeteren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college bevoegd was om het ontslag te verlenen. De Raad stelde vast dat appellant in de periode voorafgaand aan zijn ontslag meerdere keren was aangesproken op zijn functioneren en dat er gesprekken waren gevoerd over zijn voortgang. Ondanks dat appellant in sommige gesprekken verbetering liet zien, was er ook sprake van een hoog ziekteverzuim en onvoldoende voortgang in zijn werkzaamheden. De Raad concludeerde dat het college voldoende inspanningen had geleverd om appellant te begeleiden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een herplaatsingsonderzoek vereisten.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De beslissing van het college om appellant ontslag te verlenen was rechtmatig en de Raad achtte de inspanningen van het college toereikend. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 september 2013.