ECLI:NL:CRVB:2013:1785
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met schildklier- en concentratieklachten, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv dat zij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad oordeelde dat er geen reden was om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsarts met betrekking tot de gezondheidssituatie van appellante in twijfel te trekken. De rechtbank had vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellante juist was. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet kon vervullen. Ze verwees naar een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van een bedrijfsarts die haar standpunt ondersteunde.
De Raad concludeerde echter dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om de eerdere conclusies van het Uwv te weerleggen. De rapporten van de bezwaarverzekeringsarts gaven een duidelijke onderbouwing van de vastgestelde belastbaarheid, en de Raad vond geen aanleiding om de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts te betwijfelen. De Raad bevestigde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de belasting van de bij de schatting gebruikte functies de belastbaarheid van appellante niet overschreed. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.