ECLI:NL:CRVB:2013:1771

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
13 september 2013
Zaaknummer
12-2450 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op AOW-uitkering en de bevoegdheid van de bestuursrechter

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zutphen. De zaak betreft een geschil over het beslag op de AOW-uitkering van appellant, die door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) werd uitgevoerd. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van een bedrag van € 23,05 per maand op zijn AOW, dat was ingesteld naar aanleiding van een beslagexploit van GGN Tijhuis & Partners, Gerechtsdeurwaarders en Incassospecialisten. Dit beslag was gelegd op basis van eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen en een dwangbevel van de gemeente Winterswijk.

De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de Svb en de bestuursrechter niet bevoegd zijn om de geldigheid van het beslag te beoordelen; deze bevoegdheid ligt bij de burgerlijke rechter. De Svb is verplicht om medewerking te verlenen aan het beslag zonder de geldigheid ervan in twijfel te trekken. Appellant voerde in hoger beroep aan dat het beslag niet nodig was, omdat hij binnenkort zijn openstaande schulden zou kunnen voldoen. De Raad overwoog echter dat de Svb bij het nemen van de betalingsbeslissing binnen de grenzen van het beslag is gebleven en dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om het hoger beroep te doen slagen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de scheiding van bevoegdheden tussen bestuursrecht en civiel recht, vooral in zaken die betrekking hebben op beslaglegging en de uitvoering daarvan.

Uitspraak

12/2450 AOW
Datum uitspraak: 13 september 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 18 april 2012, 11/310 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2013, waar appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M. Aalders.

OVERWEGINGEN

1.1. De Svb heeft aan appellant een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend. Op 17 december 2010 heeft GGN Tijhuis & Partners, Gerechtsdeurwaarders en Incassospecialisten aan de Svb een beslagexploit betekend waarin is aangegeven dat executoriaal beslag wordt gelegd uit kracht van vonnissen van de rechtbank Zutphen van 26 januari 2004 en 28 mei 2009 en uit kracht van een door de gemeente Winterswijk uitgevaardigd dwangbevel van 21 augustus 2006 ten laste van appellant. Daarbij is te kennen gegeven dat de beslagvrije voet € 931,17 per maand bedraagt.
1.2. Bij besluit van 24 december 2010 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat, gelet op het beslag door GGN Tijhuis & Partners, Gerechtsdeurwaarders en Incassospecialisten, met ingang van 1 januari 2011 er een bedrag van € 23,05 per maand wordt ingehouden op zijn ouderdomspensioen.
1.3. Bij besluit van 20 januari 2011 (bestreden besluit) heeft de Svb het door appellant tegen het besluit van 24 december 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Raad appellant bezwaren betreffende een gelegd beslag ingevolge artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan voorleggen aan de civiele rechter en dat de Svb gehouden is volledige medewerking aan het beslag te geven zonder de geldigheid en de omvang daarvan te mogen beoordelen. Ook de bestuursrechter dient bij de beoordeling van een betalingsbeslissing ter uitvoering van een gelegd beslag de geldigheid van dat beslag als een gegeven te beschouwen. Zijn toetsing kan niet verder strekken dan de beantwoording van de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van zijn betalingsbeslissing is gebleven binnen het kader van het beslag. De rechtbank is van oordeel dat de Svb binnen de grenzen van het beslag is gebleven.
3.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het beslag op zijn ouderdomspensioen niet nodig is, omdat de nog openstaande schulden binnenkort kunnen worden voldaan.
4.
De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Allereerst wordt opgemerkt dat de Svb per 1 juni 2011 geen gelden meer inhoudt op het ouderdomspensioen van appellant in verband met een wijziging van de beslagvrije voet. Met betrekking tot de inhouding per 1 januari 2011 wordt geoordeeld dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat de Svb en de bestuursrechter niet bevoegd zijn om de geldigheid van het beslag te beoordelen. Dat oordeel is voorbehouden aan de burgerlijke rechter en de bestuursrechter komt hieraan niet toe. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de Svb bij het nemen van de betalingsbeslissing binnen het kader van het beslag is gebleven. Niet van belang is dat appellant binnenkort de nog openstaande schulden kan voldoen.
4.2.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2013.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) E. Heemsbergen

EH