ECLI:NL:CRVB:2013:1771
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beslag op AOW-uitkering en de bevoegdheid van de bestuursrechter
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zutphen. De zaak betreft een geschil over het beslag op de AOW-uitkering van appellant, die door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) werd uitgevoerd. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van een bedrag van € 23,05 per maand op zijn AOW, dat was ingesteld naar aanleiding van een beslagexploit van GGN Tijhuis & Partners, Gerechtsdeurwaarders en Incassospecialisten. Dit beslag was gelegd op basis van eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen en een dwangbevel van de gemeente Winterswijk.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de Svb en de bestuursrechter niet bevoegd zijn om de geldigheid van het beslag te beoordelen; deze bevoegdheid ligt bij de burgerlijke rechter. De Svb is verplicht om medewerking te verlenen aan het beslag zonder de geldigheid ervan in twijfel te trekken. Appellant voerde in hoger beroep aan dat het beslag niet nodig was, omdat hij binnenkort zijn openstaande schulden zou kunnen voldoen. De Raad overwoog echter dat de Svb bij het nemen van de betalingsbeslissing binnen de grenzen van het beslag is gebleven en dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om het hoger beroep te doen slagen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de scheiding van bevoegdheden tussen bestuursrecht en civiel recht, vooral in zaken die betrekking hebben op beslaglegging en de uitvoering daarvan.