Uitspraak
OVERWEGINGEN
schuldig-nalatigverklaring over te gaan. Blijkt niet van bijzondere omstandigheden waarom betrokkene niet heeft betaald, dan vindt schuldig-nalatigverklaring plaats.” De Raad acht deze uitleg van artikel 61 Wfsv niet onjuist. Appellantes stelling dat schuldig-nalatigverklaring achterwege moet blijven omdat zij de premie niet kan betalen omdat zij met haar gezin al vijftien jaar op een minimuminkomensniveau leeft, wordt niet gevolgd. Appellante heeft ter onderbouwing van haar standpunt een brief overgelegd van de Belastingdienst van
19 augustus 2008. De Belastingdienst heeft in deze brief laten weten jegens appellante geen actieve invorderingsmaatregelen te nemen ter zake van de schuld aan de Belastingdienst, gezien haar betalingscapaciteit. Dit overigens zonder de schuld kwijt te schelden, nu appellante daarvoor niet in aanmerking komt. Naar het oordeel van de Raad is deze brief onvoldoende om op grond van het wetsinterpreterend beleid van de Svb te komen tot het niet toerekenen van het niet betalen van de premie ingevolge de AOW. Van belang is dat uit deze brief tevens blijkt dat appellante aan de Belastingdienst heeft voorgesteld € 80,- per maand te betalen. Daaruit kan worden afgeleid dat appellante wel degelijk in staat is geweest premie ingevolge de AOW te betalen, zij het in delen. Zonder nadere uitleg van appellante, op wie immers de bewijslast rust, valt niet in te zien waarom appellante niet reeds vanaf 1 december 2005 of vanaf 19 augustus 2008 is gaan reserveren of betalen teneinde de verschuldigde premie ingevolge de AOW te voldoen. Dit te meer nu de Belastingdienst in de brief van