ECLI:NL:CRVB:2013:1673
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogs-slachtoffer onder de Wubo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag van appellant om erkend te worden als burger-oorlogs-slachtoffer in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant, geboren in 1944 in het voormalige Nederlands-Indië, had in november 2006 een aanvraag ingediend voor erkenning en een periodieke uitkering. De aanvraag werd afgewezen op basis van het standpunt dat de lichamelijke en psychische klachten van appellant niet aan het oorlogsgeweld konden worden toegeschreven, maar voortkwamen uit andere oorzaken. Dit standpunt werd ondersteund door medische adviezen van geneeskundig adviseurs van verweerder.
De Raad oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag deugdelijk was voorbereid en voldoende gemotiveerd. De Raad vond geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van verweerder, dat de klachten van appellant niet in verband stonden met het oorlogsgeweld. De Raad concludeerde dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven tot herziening van het eerdere besluit. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard.
Daarnaast werd er een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn niet was overschreden, mede omdat appellant zelf had verzocht om opschorting van de behandeling van het bezwaar. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier.