ECLI:NL:CRVB:2013:1670

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
12-4516 ABP
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid bestuursrechter bij bezwaar tegen betaalspecificatie militair pensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de betaalspecificatie van zijn militair pensioen over januari 2011. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelt dat de bestuursrechter niet bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De Raad stelt vast dat de Stichting Pensioenfonds ABP, die verantwoordelijk is voor de pensioenberekeningen, een privaatrechtelijke rechtspersoon is en geen bestuursorgaan. Dit betekent dat de bestuursrechter niet kan oordelen over de aangevoerde bezwaren tegen de betaalspecificatie, aangezien deze geen openbaar gezag uitoefent. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart deze onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, omdat het gebrek in de uitspraak van de rechtbank niet aan de verwerende partij kan worden toegerekend.

Uitspraak

12/4516 ABP
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 11 juli 2012, 11/4749 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP (bestuur)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2013. Appellant is verschenen. Het bestuur heeft zich, zoals vooraf was gemeld, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de betaalspecificatie van zijn militair pensioen over de maand januari 2011. Hierop is appellant bij brief van 20 april 2011 meegedeeld dat het niet mogelijk is om bezwaar te maken tegen de in de pensioenregeling vastgestelde indexatiesystematiek, omdat het ABP is geprivatiseerd.
2.
Het door appellant tegen de brief van 20 april ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard.
3.
Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep naar voren hebben gebracht, overweegt de Raad als volgt.
3.1.
Appellant ontving tot 1 juni 2001 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene militaire pensioenwet (Amp). Per 1 juni 2001 is de Amp ingetrokken. Dit is bepaald in artikel 7 van de Kaderwet militaire pensioenen (Kaderwet), in samenhang met artikel I van het Koninklijk besluit van 29 mei 2001, Stb. 2001, 260. Bij de Kaderwet en de daarbij behorende Conversieregeling militaire pensioenen is de overgang naar een nieuw militair pensioenstelsel op privaatrechtelijke basis geregeld.
3.2.
Ook de overdracht van de pensioenaanspraken van appellant aan het ABP staat in rechte vast. Gezien de omzetting van het pensioen per 1 juni 2001 is de Stichting Pensioenfonds ABP bevoegd om beslissingen te nemen omtrent pensioenberekeningen. Die stichting is een rechtspersoon naar burgerlijk recht en in beginsel geen bestuursorgaan. De betaalspecificatie waartegen appellant bezwaar heeft gemaakt was dus een privaatrechtelijke aangelegenheid, ter zake waarvan aan de Stichting Pensioenfonds ABP (haar bestuur of haar organen) geen openbaar gezag toekomt als bedoeld in artikel 1:1, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze stichting kan daarom niet als een bestuursorgaan worden aangemerkt. Al hetgeen appellant hierover naar voren heeft gebracht kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.3.
Dit betekent dat de bestuursrechter niet bevoegd is om van het beroep tegen de brief van 20 april 2011 kennis te nemen. De rechtbank had dus het beroep niet ongegrond moeten verklaren, maar zichzelf onbevoegd moeten verklaren. De Raad zal daarom de aangevallen uitspraak vernietigen en doen hetgeen de rechtbank had behoren te doen.
4.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Het geconstateerde gebrek in het dictum van de aangevallen uitspraak kan niet voor rekening van de verwerende partij worden gebracht, nu deze uitsluitend krachtens privaatrecht heeft gehandeld.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart de rechtbank onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) J.T.P. Pot

HD