ECLI:NL:CRVB:2013:1667
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een militair invaliditeitspensioen op basis van invaliditeitspercentage
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant, een dienstplichtig militair, had een verzoek ingediend voor toekenning van een militair invaliditeitspensioen na een ongeval tijdens een training in Noorwegen op 16 januari 2002, waarbij hij letsel aan zijn rechtervoet had opgelopen. De minister van Defensie weigerde het pensioen, omdat de mate van invaliditeit minder dan 10% zou bedragen, gebaseerd op medische advisering die een fractuur van het sesambotje en een peesontsteking vaststelde.
De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging. Hij betwistte de beslissing van de minister en stelde dat de WPC-schaal niet correct was toegepast, specifiek WPC-nummer 0253, dat een invaliditeitspercentage van 10% vertegenwoordigt. De Raad oordeelde dat de WPC-schaal slechts als richtlijn geldt en dat de minister de vrijheid heeft om codes vergelijkend toe te passen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het standpunt van de minister, gezien het zorgvuldig uitgevoerde onderzoek door medisch specialisten.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak benadrukt het belang van de WPC-schaal als richtlijn en de beoordelingsvrijheid van de minister in dergelijke zaken.