ECLI:NL:CRVB:2013:1616

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
2 september 2013
Zaaknummer
11-4041 AWBZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft een verzet tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep, dat was uitgesproken op 9 november 2011. De Raad had destijds geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, waardoor het hoger beroep niet inhoudelijk kon worden behandeld. De appellant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, wat leidde tot een zitting op 23 juli 2013. Tijdens deze zitting was de appellant aanwezig met zijn partner, terwijl het Zorgkantoor, dat als tegenpartij fungeert, niet verscheen.

De Raad heeft overwogen dat het griffierecht niet was betaald binnen de gestelde termijn van vier weken, zoals vermeld in de aangetekende brief van 9 september 2011. De appellant heeft verklaard dat hij meerdere keren contact heeft gehad met de griffie van de Raad, waarbij hem was meegedeeld dat hij geen griffierecht verschuldigd was. De Raad heeft echter vastgesteld dat de appellant in verzuim was, ondanks de verwarring die mogelijk is ontstaan door de communicatie met de griffie. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de verantwoordelijkheden van appellanten in het proces. De Raad heeft wel de mogelijkheid besproken voor de appellant om in gesprek te gaan met het Zorgkantoor, om zo meer duidelijkheid te krijgen over de besluitvorming van het Zorgkantoor. De Raad heeft het Zorgkantoor aangespoord om deze mogelijkheid te verkennen met de appellant.

Uitspraak

11/4041 AWBZ-V
Datum uitspraak: 30 augustus 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 31 mei 2011, 10/4559 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
Stichting Zorgkantoor Menzis (Zorgkantoor)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 9 november 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 9 november 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is uiteindelijk behandeld ter zitting van 23 juli 2013. Appellant is verschenen met zijn partner. Het Zorgkantoor is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 9 november 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 9 september 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
Ter zitting heeft appellant verklaard dat hij een aantal keren telefonisch contact heeft gehad met de griffie van de Raad. Tijdens een van die gesprekken heeft een medewerker van de Raad desgevraagd laten weten dat appellant geen griffierecht verschuldigd was.
De Raad stelt voorop dat in de brief van 9 september 2011 duidelijk staat vermeld dat appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk zal worden behandeld indien het griffierecht niet op tijd wordt betaald. Wellicht is er bij appellant verwarring ontstaan, zoals ook ter zitting door (de partner van) appellant is erkend, tussen de verschuldigdheid van het griffierecht en de in het telefoongesprek met een medewerker van de Raad door appellant gestelde vraag of hij proceskosten verschuldigd was. Die vraag is toen ontkennend beantwoord. De Raad ziet in deze omstandigheid echter geen grond voor het oordeel dat het verzuim appellant niet kan worden verweten. Het verzet moet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
Ter zitting heeft appellant duidelijk gemaakt dat het hem er voornamelijk om gaat dat hij een duidelijke uitleg krijgt over de besluitvorming van het Zorgkantoor en dat het Zorgkantoor zich niet voldoende inspant om die te geven. Naar aanleiding daarvan heeft de Raad met appellant de mogelijkheid besproken om met het Zorgkantoor in gesprek te gaan. Appellant heeft aangegeven daarvoor open te staan en daaraan graag te zullen meewerken. De Raad geeft daarom het Zorgkantoor, door interventie van het Team Informatievoorziening AWBZ, dringend in overweging de mogelijkheden daartoe met appellant te verkennen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
30 augustus 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

HD