ECLI:NL:CRVB:2013:1616
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft een verzet tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep, dat was uitgesproken op 9 november 2011. De Raad had destijds geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, waardoor het hoger beroep niet inhoudelijk kon worden behandeld. De appellant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, wat leidde tot een zitting op 23 juli 2013. Tijdens deze zitting was de appellant aanwezig met zijn partner, terwijl het Zorgkantoor, dat als tegenpartij fungeert, niet verscheen.
De Raad heeft overwogen dat het griffierecht niet was betaald binnen de gestelde termijn van vier weken, zoals vermeld in de aangetekende brief van 9 september 2011. De appellant heeft verklaard dat hij meerdere keren contact heeft gehad met de griffie van de Raad, waarbij hem was meegedeeld dat hij geen griffierecht verschuldigd was. De Raad heeft echter vastgesteld dat de appellant in verzuim was, ondanks de verwarring die mogelijk is ontstaan door de communicatie met de griffie. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de verantwoordelijkheden van appellanten in het proces. De Raad heeft wel de mogelijkheid besproken voor de appellant om in gesprek te gaan met het Zorgkantoor, om zo meer duidelijkheid te krijgen over de besluitvorming van het Zorgkantoor. De Raad heeft het Zorgkantoor aangespoord om deze mogelijkheid te verkennen met de appellant.