ECLI:NL:CRVB:2013:1612
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak over griffierecht in WAJONG-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan over het verzet van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 6 februari 2013. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 augustus 2012, maar zijn hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was bijgeschreven. De appellant, woonachtig in Cambodja, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, maar het verzet is behandeld op 23 juli 2013, waarbij de appellant aanwezig was en het Uwv niet.
De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het verzetschrift was overschreden. De laatste dag om dit in te dienen was 25 maart 2013, terwijl het verzetschrift pas op 3 april 2013 was ontvangen, hoewel het gedateerd was op 15 maart 2013. De appellant heeft verklaard dat zijn zus zijn post beheert en dat hij pas na telefonisch contact met haar op de hoogte was van de uitspraak van 6 februari 2013. De Raad oordeelde echter dat de appellant geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die rechtvaardigden dat hem geen verwijt kon worden gemaakt voor de termijnoverschrijding.
De Raad benadrukte dat het inschakelen van zijn zus voor het verzorgen van zijn post voor rekening en risico van de appellant komt. Daarom werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten en besloot dat het te laat betaalde griffierecht van € 115,- aan de appellant zou worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 30 augustus 2013.