ECLI:NL:CRVB:2013:1612

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
12-5257 WAJONG-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak over griffierecht in WAJONG-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan over het verzet van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 6 februari 2013. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 augustus 2012, maar zijn hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was bijgeschreven. De appellant, woonachtig in Cambodja, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, maar het verzet is behandeld op 23 juli 2013, waarbij de appellant aanwezig was en het Uwv niet.

De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het verzetschrift was overschreden. De laatste dag om dit in te dienen was 25 maart 2013, terwijl het verzetschrift pas op 3 april 2013 was ontvangen, hoewel het gedateerd was op 15 maart 2013. De appellant heeft verklaard dat zijn zus zijn post beheert en dat hij pas na telefonisch contact met haar op de hoogte was van de uitspraak van 6 februari 2013. De Raad oordeelde echter dat de appellant geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die rechtvaardigden dat hem geen verwijt kon worden gemaakt voor de termijnoverschrijding.

De Raad benadrukte dat het inschakelen van zijn zus voor het verzorgen van zijn post voor rekening en risico van de appellant komt. Daarom werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten en besloot dat het te laat betaalde griffierecht van € 115,- aan de appellant zou worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 30 augustus 2013.

Uitspraak

12/5257 WAJONG-V
Datum uitspraak: 30 augustus 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 augustus 2012, 11/5461 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats], Cambodja (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 6 februari 2013 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 6 februari 2013 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 23 juli 2013. Appellant is verschenen. Het Uwv is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 6 februari 2013 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend was 25 maart 2013. Het door appellant ingediende verzetschrift is gedateerd 15 maart 2013 en is op 3 april 2013 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is aldus overschreden.
Bij brief van 3 april 2013 heeft de Raad bij appellant geïnformeerd naar de reden van de termijnoverschrijding. Bij brief van 5 april 2013 en ter zitting heeft appellant verklaard dat zijn zus voor hem de post bijhoudt, aangezien hij in het buitenland woonachtig is. De door zijn zus verstuurde e-mail waarin zij appellant informeert over de uitspraak van de Raad van
6 februari 2013, heeft appellant nooit bereikt. Eerst na telefonisch contact met zijn zus is hij bekend geraakt met de uitspraak van 6 februari 2013. Hierop heeft appellant direct verzet gedaan.
Appellant heeft in verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd die leiden tot het oordeel dat appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten dat het verzetschrift te laat is ingediend. In de uitspraak van de Raad van 6 februari 2013 is duidelijk vermeld binnen welke termijn verzet kan worden gedaan. Dat appellant zijn zus heeft ingeschakeld voor het verzorgen van zijn post, komt voor rekening en risico van appellant.
Gelet op het voorgaande dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
Ten overvloede overweegt de Raad nog dat in hetgeen appellant in verzet heeft aangevoerd, geen grond is gelegen voor het oordeel dat het niet tijdig betalen van het griffierecht redelijkerwijs niet aan hem kan worden verweten.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 115,-) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
30 augustus 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

TM