ECLI:NL:CRVB:2013:1603
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- M.R. Schuurman
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en terugvordering van wachtgelduitkering wegens nieuwe inkomsten
In deze zaak gaat het om de beëindiging en terugvordering van de wachtgelduitkering van appellant, die van 15 maart 2007 tot 16 september 2009 lid was van de Provinciale Staten van Fryslân. Na zijn toetreding tot de Tweede Kamer op 1 september 2009, ontving hij vanaf 1 oktober 2009 een uitkering op basis van de Verordening Rechtspositie leden van provinciale staten provincie Fryslân 1996. De wachtgelduitkering werd per 1 juni 2010 beëindigd, omdat appellant nieuwe inkomsten had die op zijn wachtgeld in mindering moesten worden gebracht. Het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân vorderde een bedrag van € 1.470,70 terug over de periode van 1 juni 2010 tot 1 december 2010.
De rechtbank Leeuwarden verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond, en appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep erkende appellant dat hij in de eerste helft van juni 2010 hogere inkomsten had, maar stelde dat er vanaf 17 juni 2010 geen grond meer was voor verrekening, omdat de inkomsten niet hoger waren dan daarvoor. Het college verdedigde de toepassing van artikel 5 van de Verordening en concludeerde tot bevestiging van de aangevallen uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de stelling van appellant niet gevolgd kon worden, omdat het tweede lid van artikel 5 spreekt over nieuwe of hogere inkomsten, en het niet relevant is of de nieuwe inkomsten hoger zijn dan de oude. De Raad bevestigde dat het college op goede gronden de nieuwe inkomsten met de uitkering van appellant had verrekend en dat het recht op uitkering per 1 juni 2010 eindigde. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.