ECLI:NL:CRVB:2013:1549

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
12-6048 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor vervanging televisie

In deze zaak heeft appellante, die sinds 22 november 1995 bijstand ontvangt, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van haar televisie. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 14 december 2011 afgewezen, met als argument dat de kosten voor de aanschaf van een televisie behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft op 21 september 2012 het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.

Tijdens de behandeling van de zaak op 16 juli 2013 zijn partijen niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de kosten voor duurzame gebruiksgoederen zoals een televisie in beginsel uit het inkomen van de betrokkene moeten worden bestreden, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling. Bijstandsverlening is alleen mogelijk indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.

De Raad oordeelt dat in dit geval geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigen. De kosten voor de vervanging van de televisie zijn voorzienbaar en appellante heeft niet aangetoond dat haar situatie zodanig is dat deze kosten niet uit haar inkomen kunnen worden gedekt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/6048 WWB
Datum uitspraak: 27 augustus 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
21 september 2012, 12/1716 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F. Verkerk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 16 juli 2013, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellante ontvangt sinds 22 november 1995 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand. In 2008 heeft het college appellante bijzondere bijstand toegekend voor verhuis- en inrichtingskosten. Deze bijstand is haar verstrekt in de vorm van een geldlening.
1.3. Op 9 december 2011 heeft appellante bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van vervanging van een televisie.
1.4. Bij besluit van 14 december 2011 heeft het college deze aanvraag afgewezen.
1.5. Bij besluit van 24 februari 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 14 december 2011 ongegrond verklaard. Hieraan is, voor zover van belang, ten grondslag gelegd dat de kosten voor de aanschaf van een televisie behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dat in het geval van appellante niet is gebleken van bijzondere omstandigheden, waaruit die kosten voortvloeien.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich tegen deze uitspraak gekeerd. Zij stelt zich op het standpunt dat zij wel recht heeft op bijzondere bijstand. Daartoe heeft zij, samengevat, aangevoerd dat zij geen mogelijkheid heeft gehad om te reserveren voor de aanschaf van een televisie. Zij leeft al zestien jaar op het bestaansminimum. Daarnaast heeft zij een geldlening, waarop zij maandelijks moet aflossen en waarvoor het vakantiegeld al twee maal is ingehouden. De rechtbank heeft tot slot niet gemotiveerd wat voor soort schulden en daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen geen bijzondere omstandigheden opleveren, aldus appellante.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat de kosten waarvoor appellante bijzondere bijstand heeft aangevraagd, zich voordeden en dat die kosten noodzakelijk waren. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.2.
De kosten van duurzame gebruiksgoederen, zoals een televisie, behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen van de betrokkene hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.3.
Er is in dit geval geen grond voor het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld. Het gaat hier om een reguliere vervanging van een televisie. De daarmee gepaard gaande kosten zijn voorzienbaar. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichtingen op zichzelf geen bijzondere omstandigheid oplevert die het verlenen van bijzondere bijstand aan appellante rechtvaardigt. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 24 januari 2012, LJN BV2318) kunnen schulden, dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, niet worden afgewenteld op de bijstand. Dit is niet anders indien het, zoals in dit geval, gaat om de aflossing van leenbijstand. Overigens wordt nog opgemerkt dat het college in het bestreden besluit heeft vermeld dat deze aflossing maar € 14,22 per maand bedraagt, hetgeen appellante niet heeft weersproken.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2013.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) P.J.M. Crombach

HD