ECLI:NL:CRVB:2013:1538

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
11-1157 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing arbeidsinschakeling op basis van medische adviezen

In deze zaak gaat het om de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Leiden om appellant ontheffing te verlenen van de verplichting tot arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant, die bijstand ontvangt op grond van de WWB, heeft longklachten gerapporteerd en verzocht om ontheffing van de arbeidsverplichting. Het college heeft een medische beoordeling laten uitvoeren door de GGD, waaruit bleek dat appellant als volledig arbeidsgeschikt voor fulltime werk kan worden beschouwd, maar niet in staat is tot zwaar lichamelijke arbeid vanwege een matige conditie. De arts G.D. de Loor van de GGD concludeerde dat de kortademigheid van appellant niet het gevolg is van longemfyseem, maar mogelijk door roken of conditiegebrek. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de adviezen van de GGD onvoldoende gemotiveerd zijn en dat zijn kortademigheid het gevolg is van longemfyseem. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de adviezen van de GGD zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoende grondslag bieden voor de weigering van het college om appellant ontheffing te verlenen. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die de eerdere adviezen zouden ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/1157 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
5 januari 2011, 10/6106 WWB (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Leiden (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.J.W. de Water, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nog een stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2013. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. E.P. van Nooijen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
Naar aanleiding van een melding van appellant dat hij longklachten heeft en dat hij daarom niet kan werken, heeft een medische beoordeling plaatsgevonden naar de arbeidsmogelijkheden van appellant. De arts G.D. de Loor, werkzaam bij de GGD Hollands Midden (GGD), heeft daartoe een onderzoek verricht. Dit onderzoek heeft bestaan uit bestudering van het dossier en een spreekuurcontact waarbij geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Voorts zijn gegevens opgevraagd bij de appellant behandelende longarts
J. Dolsma. In een rapportage van 2 februari 2010 heeft de arts geconcludeerd dat appellant als volledig arbeidsgeschikt voor fulltime werk kan worden beschouwd. Appellant wordt echter niet in staat geacht zwaar lichamelijke arbeid te verrichten, voornamelijk als gevolg van een matige conditie. Als hij stopt met roken en zijn conditie opbouwt zal de ervaren kortademigheid zeker verminderen.
1.3.
Bij besluit van 5 maart 2010 heeft het college geweigerd appellant ontheffing te verlenen van de verplichting tot arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB. Daarbij is verwezen naar het advies van de GGD.
1.4.
Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft daarbij een brief van
29 maart 2010 van zijn huisarts, R.A. van Randeraat, en een brief van 22 oktober 2009 van zijn longarts, J. Dolsma, gericht aan zijn huisarts, overgelegd. De huisarts schrijft in zijn brief dat hij uit de gegevens van de longarts opmaakt dat er op basis van röntgenonderzoek aanwijzingen zijn voor longemfyseem en dat de longfunctietesten geen ernstige afwijkingen laten zien. Op verzoek van het college heeft een nieuwe medische beoordeling plaatsgevonden. De arts C. Wijkmans, werkzaam bij de GGD, heeft dossieronderzoek verricht. In een rapportage van 25 mei 2010 heeft hij op basis van de beschikbare gegevens, waaronder de informatie van de appellant behandelende longarts (met onder meer longfoto’s van
26 oktober 2009 en een brief met diagnose, prognose en behandeling van 25 januari 2010) geconcludeerd dat er bij appellant sprake is van een gering emfyseem met een normale longfunctie. De kortademigheid wordt niet veroorzaakt door het emfyseem maar mogelijk door roken of conditiegebrek. Hij kan zich vinden in de visie van G.D. de Loor.
1.5.
Bij besluit van 13 juli 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 5 maart 2010 ongegrond verklaard. Daarbij is verwezen naar beide adviezen van de GGD.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Het bestreden besluit berust volgens hem op een onjuiste medische grondslag. De kortademigheid is het gevolg van longemfyseem en niet van roken of een slechte conditie. In het tweede advies van de GGD wordt wel melding gemaakt van longemfyseem, in het eerste advies niet. Het bestreden besluit, dat op beide adviezen berust, is daarom onvoldoende gemotiveerd. Bovendien is in november 2010 uit medisch onderzoek gebleken dat de kortademigheid ook wordt veroorzaakt door een astmatische aandoening.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het in dit geding van belang zijnde wettelijke kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de adviezen van de GGD zorgvuldig tot stand zijn gekomen en deugdelijk zijn gemotiveerd, dat die adviezen onderling niet tegenstrijdig zijn en dat zij voldoende grondslag bieden voor de weigering van het college om appellant voor de maximale termijn te ontheffen van de in artikel 9, eerste lid, van de WWB neergelegde arbeidsverplichting. Met de door appellant aangegeven medische klachten is voldoende rekening gehouden. Appellant wordt in verband met kortademigheid beperkt belastbaar geacht voor zwaar lichamelijke arbeid. Anders dan appellant in zijn hoger beroepschrift heeft aangekondigd, heeft hij geen (nadere) medische of andere gegevens meer overgelegd waaruit zou moeten blijken dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. De resultaten van het in november 2010 verrichte longonderzoek, waarover appellant ten tijde van de zitting van de rechtbank nog niet beschikte, heeft hij in hoger beroep niet in het geding gebracht, ondanks het feit dat de Raad hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld. Er is geen grond voor het oordeel dat nader medisch onderzoek moet worden verricht of dat niet van de juistheid van de adviezen van de GGD kan worden uitgegaan.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2013.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) G.J. van Gendt

HD