ECLI:NL:CRVB:2013:1537
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor aanschaf van beha's op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Breda. Appellante, die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had op 9 maart 2011 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van vier beha's ter waarde van € 60. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de kosten voor beha's behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en uit het reguliere inkomen moeten worden voldaan. Appellante stelde dat zij door haar schulden niet in staat was om te reserveren voor deze kosten en dat mannen niet voor dezelfde kosten worden gesteld, wat volgens haar een vorm van discriminatie zou zijn.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat de kosten voor de aanschaf van beha's in beginsel uit de bijstandsuitkering moeten worden bekostigd, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die dit rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er noodzakelijke meerkosten waren en dat de vervanging van beha's voorzienbaar was. Bovendien werd het argument van discriminatie verworpen, omdat de bijstandsnorm voor mannen en vrouwen gelijk is en er geen onderscheid wordt gemaakt op basis van geslacht.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van griffier G.J. van Gendt, en werd openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013.