ECLI:NL:CRVB:2013:1516

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 augustus 2013
Publicatiedatum
23 augustus 2013
Zaaknummer
12-5295 AOW-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over niet-ontvankelijkheid bezwaar AOW door Sociale verzekeringsbank

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 23 augustus 2013, wordt het bezwaar van appellant tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) behandeld. Appellant, geboren op 17 januari 1947, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 28 juli 2011, waarin hem met ingang van januari 2012 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) was toegekend, maar met een korting van 96% vanwege een gebrek aan verzekeringstijd. Appellant stelde dat hij recht had op een hoger pensioen omdat hij op veertienjarige leeftijd had gewerkt en er premies voor de Nederlandse volksverzekeringen waren ingehouden.

De Svb verklaarde het bezwaar van appellant bij besluit van 16 januari 2012 niet-ontvankelijk wegens een overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Tijdens de zitting op 31 mei 2013 gaf de gemachtigde van de Svb echter aan dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant volhardde in zijn standpunt dat hij recht had op een hoger ouderdomspensioen.

De Raad oordeelde dat het bezwaar van appellant ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd moesten worden. De Svb had in het bestreden besluit geen inhoudelijk oordeel gegeven over de aanspraak van appellant op een ouderdomspensioen. De Raad droeg de Svb op om binnen zes weken na deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, zodat er een finaal oordeel kon worden gegeven over de aanspraak van appellant op AOW.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/5295 AOW-T
Enkelvoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
3 september 2012, 12/702 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Duitsland (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2013. Appellant is daarbij verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Boot.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 28 juli 2011 heeft de Svb aan appellant, geboren 17 januari 1947, met ingang van januari 2012 een ouderdomspensioen toegekend op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarbij is op het ouderdomspensioen een korting toegepast van 96%, omdat appellant tussen zijn vijftiende en vijfenzestigste verjaardag 48 jaren niet verzekerd is geweest voor de AOW.
1.2. Bij brief gedateerd 12 november 2011 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 juli 2011. Daarbij heeft appellant gesteld dat hij recht heeft op een hoger ouderdomspensioen ingevolge de AOW, aangezien hij op veertienjarige leeftijd heeft gewerkt en er toen premies voor de Nederlandse volksverzekeringen zijn ingehouden op zijn inkomen.
1.3. Bij besluit van 16 januari 2012 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 juli 2011 niet-ontvankelijk verklaard wegens een onverschoonbaar geachte overschrijding van de bezwaartermijn.
2.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de Svb te kennen gegeven dat het bezwaar van appellant bij het bestreden besluit ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
3.2. Appellant heeft vervolgens meegedeeld dat hij volhardt in het standpunt dat hij recht heeft op een hoger ouderdomspensioen, omdat hij op viertienjarige leeftijd heeft gewerkt en er toen premies voor de Nederlandse volksverzekeringen zijn ingehouden op zijn inkomen.
4.1.
De Raad overweegt als volgt.
4.2.
Tussen partijen is niet meer in geschil en ook voor de Raad staat vast dat het bezwaar van appellant bij het bestreden besluit ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Dit leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard, en het bestreden besluit moeten worden vernietigd.
4.3.
Vervolgens moet worden vastgesteld dat de Svb in het bestreden besluit niet - subsidiair - een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de aanspraak van appellant op een ouderdomspensioen ingevolge de AOW. De in de begeleidende brief bij het bestreden besluit gegeven motivering kan niet aangemerkt worden als een subsidiaire motivering in dat besluit. Dit betekent dat thans geen oordeel kan worden gegeven over de door appellant gestelde aanspraak op een ouderdomspensioen ingevolge de AOW.
4.4.
Met het oog op het kunnen geven van een finaal oordeel in dit geschil ziet de Raad aanleiding de Svb met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet op te dragen alsnog inhoudelijk te beslissen op het bezwaar van appellant ten einde aldus het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt de Svb op om binnen zes weken na het verzenden van deze tussenuitspraak het in 4.2 en 4.3 vermelde gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2013.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) Z. Karekezi

EH