ECLI:NL:CRVB:2013:1514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking kinderbijslag en terugvordering door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb) betreffende de intrekking van kinderbijslag en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. De appellant, die in dienst was bij een werkgever in Nederland, had in 2008 kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen die in Polen verbleven. Na een scheiding in 2009 heeft de Svb de toekenning van de kinderbijslag herzien en vastgesteld dat appellant geen recht had op kinderbijslag voor de periode van het tweede kwartaal van 2009 tot en met het eerste kwartaal van 2011. De Svb heeft vervolgens een terugvordering ingesteld van € 2.841,24 en een boete van € 290,- opgelegd wegens schending van de informatieplicht.
De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Svb verklaarde het bezwaar tegen de intrekking van de kinderbijslag niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij aan zijn informatieplicht heeft voldaan en dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor fouten van de Svb.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het bezwaar van de appellant tegen de intrekking van de kinderbijslag niet-ontvankelijk was. De Raad heeft ook geoordeeld dat de terugvordering en de opgelegde boete rechtmatig waren, omdat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De opgelegde boete werd als evenredig beschouwd, gezien de ernst van de overtreding en de omstandigheden van het geval. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.