ECLI:NL:CRVB:2013:1439

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 augustus 2013
Publicatiedatum
19 augustus 2013
Zaaknummer
11-6496 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van ontslag bij waterschap Hollandse Delta

In deze zaak heeft verzoeker, die eerder als secretaris-rentmeester bij het waterschap IJsselmonde werkzaam was, op 25 oktober 2011 een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 5 augustus 2004. Deze eerdere uitspraak had geleid tot zijn ontslag op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid. Verzoeker stelde dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van de uitspraak rechtvaardigden, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat dit niet het geval was. De Raad stelde vast dat de door verzoeker aangedragen feiten en omstandigheden niet nieuw waren en dat deze reeds bekend waren vóór de eerdere uitspraak. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het aanvoeren van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om herziening dan ook afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 15 augustus 2013 door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier B. Rikhof.

Uitspraak

11/6496 AW en 11/6497 AW
Datum uitspraak: 15 augustus 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 5 augustus 2004, 01/6126 AW + 01/6128 AW
Partijen:
1. [verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
2. de dijkgraaf en heemraden van het waterschap Hollandse Delta en
3. het algemeen bestuur van het waterschap Hollandse Delta als rechtsopvolgers van het college van dijkgraaf en heemraden en het algemeen bestuur van het waterschap IJsselmonde (bestuur)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft op 25 oktober 2011 om herziening verzocht van bovengenoemde uitspraak van de Raad. Hij heeft zijn verzoek daarna nog enkele malen nader toegelicht.
Het bestuur heeft een reactie op dit verzoek ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2013. Verzoeker is verschenen. Het bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.S. van Loon en mr. M. Dijkgraaf. Op verzoek van verzoeker is ter zitting verschenen en als getuige gehoord J.M. Plaisier, wonende te Ridderkerk en voormalig lid van het dagelijks en algemeen bestuur van het waterschap IJsselmonde.
Na de zitting is het onderzoek heropend. Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven een nader onderzoek er zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Stb. 2012, 682) in werking getreden. Met deze wet zijn wijzigingen in onder meer de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Beroepswet aangebracht. Op grond van het overgangsrecht blijft op deze zaak het recht van toepassing, zoals dat gold vóór 1 januari 2013.
2.
Per 1 januari 2005 is het waterschap IJsselmonde samen met andere waterschappen gefuseerd tot het waterschap Hollandse Delta. Waar in deze uitspraak wordt gesproken over bestuur wordt daarmee in voorkomend geval (mede) bedoeld het college van dijkgraaf en heemraden dan wel het algemeen bestuur van het waterschap IJsselmonde.
3.1.
Verzoeker was werkzaam als secretaris-rentmeester bij het waterschap IJsselmonde. Met ingang van 27 juli 1999 is hij geschorst en is hem de toegang tot het waterschapshuis ontzegd. Met ingang van 1 oktober 2000 is verzoeker eervol ontslag verleend op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking anders dan op grond van ziekten of gebreken. Dit ontslag is door de uitspraak van de Raad van 5 augustus 2004 rechtens onaantastbaar geworden.
3.2.
Verzoeker erkent in zijn verzoek dat hij zich onvoorzichtig, en wellicht zelfs fout, heeft gedragen, maar meent dat dit gedrag niet tot zijn ontslag had moeten leiden. Het bestuur zou een en ander uit zijn verband hebben gerukt en heel erg aangedikt. Volgens verzoeker is er alles aan gedaan om hem weg te krijgen. Onder overlegging van nadere stukken heeft verzoeker gewezen op ontlastende verklaringen. Verzoeker meent dat het onderzoek door de Raad niet volledig is geweest.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
. waren zij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
4.3.
Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd noch de stukken die verzoeker daarbij heeft overgelegd, zijn feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. De door verzoeker overgelegde stukken dateren merendeels van vóór de uitspraak van 5 augustus 2004 en behoorden toen reeds tot de processtukken, dan wel waren in ieder geval bij verzoeker bekend. De inhoud van de door verzoeker overgelegde verklaringen van na die datum bevatten geen feiten of omstandigheden die redelijkerwijs niet reeds vóór die datum aan verzoeker bekend zijn geweest dan wel konden zijn geweest.
4.4.
De door verzoeker aangevoerde argumenten hebben alle de strekking om op inhoudelijke gronden de juistheid van de uitspraak van de Raad in twijfel te trekken. Verzoeker beoogt in feite een hernieuwde discussie over de zaak te voeren. Zoals onder 4.2 is opgemerkt, is het bijzondere middel van herziening hiervoor niet gegeven.
4.4.
Het voorgaande brengt mee dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker- Tilstra, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2013.
(getekend) A.Beuker-Tilstra
(getekend) B. Rikhof

HD